Iemand bespugen, belediging of mishandeling?

Iemand bespugen, belediging of mishandeling?
7 september 2017

Vorige week vrijdag had ik zitting bij de rechtbank Noord-Holland, zittingslocatie Alkmaar. Cliënt werd -onder andere- het bespugen van een aantal verbalisanten tenlastegelegd. Opvallend was dat het in een van de gevallen primair als een mishandeling, subsidiair als een belediging was tenlastegelegd. In het verleden werd het bespugen van personen, veelal verbalisanten, als belediging tenlastegelegd. Recent zie ik uitspraken verschijnen waarin het bespugen van personen (ook) als mishandeling ten laste wordt gelegd. Omdat dit de laatste tijd vaker voorkomt, en het bespugen van mensen in enkele gevallen door lagere rechters als mishandeling is gekwalificeerd wijd ik mijn blog aan deze problematiek. Ik ga in op de vraag onder welke omstandigheden het bespugen van personen mishandeling kan opleveren en of dit een wenselijke ontwikkeling is.

Hevige onlust veroorzakende gewaarwording
Onder mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht dient niet alleen worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn - zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat (vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690, NJ 2011/466) - maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam (vgl. HR 11 februari 1929, NJ 1929, p. 503 en HR 12 december 1967, ECLI:NL:HR:1967: AB4598). Deze laatste vorm van mishandeling “het teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam” ziet men niet vaak in de rechtspraak. Deze “vorm” van mishandeling staat echter wel centraal bij het bespugen van personen, de andere vormen laat ik in deze blog buiten beschouwing. Het beschermd belang van mishandeling is het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit. Mishandeling kent een strafbedreiging van een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.

Bij belediging (artikel 266 e.v. Wetboek van Strafrecht) gaat het om Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.”

De strafbedreiging voor belediging is aanzienlijk lager dan voor mishandeling. Iemand bespugen wordt aangemerkt als een belediging door een feitelijkheid (vgl. H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, II, 1881, p. 367 en HR 13 december 2005, NJ 2006, 13). Het beschermd belang van dit artikel is de bescherming van de eer en goede naam van een ieder. Duidelijk is dat de beide strafbepalingen andere belangen beschermen en dat de strafbedreigingen aanzienlijk verschillen. Alleen al om die reden is het van belang dat kritisch wordt gekeken naar de ontwikkeling om spugen (ook) als mishandeling te kwalificeren.

Spugen kan mishandeling opleveren
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 26 februari 2016 (bij mijn weten voor het eerst) spugen als mishandeling gekwalificeerd (ECLI:NL:RBZWB:2016:1021). Onder verwijzing naar de rechtspraak van de Hoge Raad ten aanzien van de uitleg van mishandeling komt de rechtbank tot de conclusie dat spugen zonder meer een gevoel van onlust opwekt door de lichamelijke gewaarwording van spuug op het lichaam. De rechtbank vervolgt door te stellen dat spugen in beginsel dan steeds tot het oordeel zou kunnen of moeten leiden dat sprake is van mishandeling. Zij overweegt dat de praktijk tot op dat moment echter liet zien dat spugen steeds als belediging werd tenlastegelegd en dat het in het dagelijks gebruik en de meeste culturen dan ook als een belediging wordt gezien.

De intentie of de subjectieve beleving centraal?
De rechtbank acht daarom van belang dat er een andere component aan wordt toegevoegd: de intentie waarmee wordt bespuugd en met name hoe die intentie door degene die is bespuugd in redelijkheid kon worden opgevat. Spugen kan volgens de rechtbank een daad van agressie zijn of een daad van minachting. De rechtbank oordeelt in deze zaak, waarin het ging om het bespugen van willekeurige personen op straat uit onvrede met de wijze waarop volgens verdachte ten aanzien van hem wordt gehandeld, dat sprake is van mishandeling. Hierbij wordt een belangrijke rol toegekend aan het feit dat die willekeurige personen geen relatie hadden met de spuger en dat ze niet begrepen waarom hen dit werd aangedaan.

Enigszins anders oordeelt echter de politierechter in Amsterdam op 2 maart 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:1740). In die zaak ging het om het bespugen van een buschauffeur. De verdachte had geprobeerd om geld uit de kassalade te pakken waarna een woordenwisseling ontstond tussen de verdachte en de chauffeur. De verdachte had de chauffeur vervolgens op korte afstand vol in het gezicht gespuugd terwijl de chauffeur niet weg kon. De politierechter vond dat sprake was van mishandeling. De buschauffeur heeft beschreven dat hij zich geruime tijd heel vies voelde en het vervelend vond dat hij pas aan het einde van zijn busrit zijn gezicht kon wassen. De politierechter acht de feitelijke omstandigheden en de context van belang voor de vraag of (objectiveerbaar) is vast te stellen of het een zeer onaangename fysieke ervaring was voor degene die bespuugd werd. De politierechter concludeert dat in dit geval sprake is van mishandeling. De politierechter stelt dat de intentie van de dader niet van belang is voor de beoordeling of sprake is van mishandeling nu de ervaring van degene die bespuugd wordt centraal staat bij de toets die de Hoge Raad daarvoor aanlegt. Ook de wetsgeschiedenis zou hiertoe geen aanleiding geven.

Dat moge wellicht zo zijn, hier zou je tegenover kunnen zeggen dat uit de wetsgeschiedenis wel blijkt dat het bespugen van iemand een belediging door een feitelijkheid oplevert. Wat daar ook van zij, de rechters lijken onderling een verschillende opvatting te hebben ten aanzien wat van belang is om het onderscheid tussen mishandeling en belediging te bepalen in het geval van het bespugen van personen. Waar de rechtbank Zeeland-West-Brabant ook de intentie van de verdachte meeweegt is de politierechter in Amsterdam van oordeel dat die intentie niet ter zake doet. Nu zowel belediging als mishandeling opzet impliceert, lijkt me de benadering van de Amsterdamse politierechter niet (helemaal) correct.

Wel blijkt dat zowel de politierechter als de rechtbank enige mate van objectiveerbaarheid eist ten aanzien van de onaangename fysieke ervaring van degene die werd bespuugd. De context en de feitelijke omstandigheden zijn volgens de politierechter hiervoor bepalend. De rechtbank stelt dat ten aanzien van de onaangename fysieke ervaring van belang is hoe de intentie redelijkerwijs door de bespuugde kon worden opgevat.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt voorts een belangrijke kanttekening:
“Wanneer echter wordt gespuugd uit onvrede met de wijze waarop een specifiek persoon tegenover de spuger heeft gehandeld, zoals zich voordoet tijdens ruzies, meningsverschillen of geschillen op straat, hetgeen zich bijvoorbeeld vaak voordoet bij geschillen met agenten, dan lijkt vooral de minachting voor de andere persoon aanleiding te zijn geweest en staat daarmee het aspect van belediging voorop. Het spugen zal in die gevallen vrijwel steeds ook door degene die bespuugd wordt als een blijk van minachting, als belediging worden ervaren. Niet elk bespugen zal dan ook als mishandeling kunnen worden gekwalificeerd.“

Concluderend
Gelet op de (verschillende) belangen die centraal staan bij de wetsartikelen en het wezenlijk verschil in strafbedreiging ben ik van mening dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met ten laste leggen van het bespugen van iemand als mishandeling. Doorgaans zal sprake zijn van een situatie zoals beschreven in de vorige alinea aangehaalde overweging van de rechtbank; dan moet het spugen worden gezien als een uiting van minachting, bedoeld om iemand te beledigen. Misschien juridisch iets minder relevant, maar zeker niet irrelevant is dat in de volksmond het bespugen van iemand doorgaans toch als belediging zal worden gezien. Ook vanuit dit oogpunt bezien lijkt het gepast om alleen in uitzonderlijke gevallen spugen aan te merken als mishandeling.

Als het bespugen toch als mishandeling wordt tenlastegelegd dienen rechters naar mijn mening niet alleen de subjectieve ervaring van het slachtoffer maar vooral de context van het bespugen mee te laten wegen. Dat lijkt ook de lijn van de Hoge Raad te zijn: onder omstandigheden kan het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording mishandeling opleveren.

Als de subjectieve ervaring teveel op de voorgrond treedt, wordt de toch al ruime bepaling van mishandeling nog verder verruimd. Dat heeft naar mijn mening onwenselijke gevolgen: een gelijksoortig feitencomplex zou dan bij het ene slachtoffer een mishandeling kunnen zijn en bij een ander slachtoffer een belediging. Bovendien geldt dat een mishandeling in het dagelijks leven (en ook op de justitiële documentatie) toch als vele malen ernstiger wordt gezien dan een belediging. Terughoudendheid is op zijn plaats.

Overigens werd cliënt in de zaak bij de politierechter vrijgesproken van het mishandelen van de verbalisant en veroordeeld voor belediging. De politierechter oordeelde dat in dit geval het bespugen van de verbalisant niet kon worden gezien als daad van agressie maar dat het minachtende aspect vooropstond.

Opmerkingen