Naar de inhoud

Kantonrechter Wageningen 05-09-2001 (Misdorp), JAR 2001, 211

Kennelijk onredelijk ontslag (WSW-werknemer).

Zie voor de complete uitspraak JAR 2001, 211.

De werknemer (negen jaar in dienst, salaris NLG 2.823,-- bruto per maand) is als WSW-er bij de werkgever in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Omstreeks 1992 heeft de broer van de werknemer zelfmoord gepleegd. De werknemer heeft dit niet kunnen verwerken, hetgeen zich onder meer heeft geuit in afwijkend gedrag op de werkplek. Zo heeft hij herhaaldelijk bedreigingen geuit jegens zowel leidinggevenden als collega's, schold hij collega's uit, sloeg hij hen en dreigde hij regelmatig met zelfmoord. De werkgever heeft de werknemer vanaf 1994 daarop aangesproken. In 1997 en 1999 heeft hij hem een disciplinaire maatregel opgelegd. Vanaf 4 april 2000 heeft de werkgever de werknemer op non-actief gesteld. Op 28 april 2000 heeft hij, met instemming van de indicatiecommissie, de arbeidsovereenkomst van de werknemer opgezegd tegen 1 juni 2000. De werknemer heeft hiertegen bezwaar ingesteld, wat echter is blijven hangen bij de geschillencommissie. Vervolgens heeft hij een vordering ingesteld uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter oordeelt dat niet is gebleken dat het oordeel over het ontslag afhankelijk zou zijn van de bezwaarschriftprocedure. Daarom gaat hij daar niet verder op in. Inhoudelijk oordeelt de kantonrechter dat van een WSW-werkgever wat meer souplesse mag worden verwacht dan in het bedrijfsleven gebruikelijk is. Anderzijds mag van een WSW-werknemer worden verwacht dat deze zich zodanig gedraagt dat de werkomstandigheden draagbaar blijven voor zijn toch gemiddeld wat kwetsbaarder dan gangbaar zijnde collega's. Aan deze normen heeft de werkgever wel voldaan, doch de werknemer niet. De werkgever heeft in de loop der jaren een keurig traject doorgelopen met de werknemer. Deze heeft echter onvoldoende medewerking verleend aan het herstellen van een normale werkverhouding met zijn collega's en leidinggevenden. Natuurlijk zal de zelfmoord van zijn broer voor hem belastend zijn geweest, maar ook van een WSW-werkgever kan niet worden gevergd dat hij jarenlang sfeerbedervend gedrag zoals van de werknemer blijft tolereren. Hij heeft ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de overige werknemers. Eén en ander brengt mee dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is