Naar de inhoud

Tafelverhuur Coffeeshop Siberie vrijgestelde verhuur van onroerende zaak?

Samenvatting

Bij zijn arrest van 22 april 1998, BNB 1998/204 heeft de Hoge Raad een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie EG inzake de heffing van omzetbelasting over de tafelhuur die een coffeeshop aan een huisdealer in rekening brengt. Bij arrest van 29 juni 1999 heeft het Hof van Justitie in antwoord op die vraag verklaard dat die tafelhuur binnen de werkingssfeer van de Zesde Richtlijn valt. Nu het Hof van Justitie op dat punt duidelijkheid heeft gebracht, verwijst de Hoge Raad de zaak. Het verwijzingshof mag nu onderzoeken of het ter beschikking stellen van een tafel voor de verkoop van soft drugs aangemerkt kan worden als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken.

Feiten

VOF X exploiteert een coffeeshop in een door haar gehuurd pand. In die coffeeshop verkoopt een huisdealer soft drugs. Aan die huisdealer stelt VOF X daartoe een tafel ter beschikking. Daarvoor ontvangt VOF X een tafelhuur. De inspecteur heft omzetbelasting na over die tafelhuur. De procedure over die naheffing leidt tot HR 22 april 1998, BNB 1998/204, waarin de Hoge Raad een prejudiciële vraag stelt aan het Hof van Justitie EG. Bij arrest van 29 juni 1999 verklaart het Hof van Justitie in antwoord op die vraag dat art. 2 Zesde Richtl. aldus moet 'worden uitgelegd, dat de verhuur van een locatie die wordt gebruikt voor de verkoop van drugs in omstandigheden als die van het hoofdgeding, binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt'.

Geschil

In geschil is of de tafelhuur door de VOF X aan de drugsdealer onder de bepalingen van de Wet OB valt. Indien die tafelhuur wel onder die bepalingen valt, …