Fiscale weemoed: het blijft genieten

Fiscale weemoed: het blijft genieten
19 december 2019

Op een van de donkere dagen voor kerst stond ik weemoedig voor mijn boekenkast met vakliteratuur. In een tijd van verdergaande digitalisering lijkt de boekenkast welhaast een uitstervend fenomeen. Mijn blik ging langs de oude B.-nummers (Beslissingen in belastingzaken, nu de BNB-nummers). Vanaf 1950 zijn de nummers gedigitaliseerd; voor nummers van vóór die tijd is men aangewezen op papier. Ook viel mijn blik op de collectie afscheidsbundels van hoogleraren, waaronder de Smeetsbundel uit 1967 en de Van Dijckbundel uit 1988.  De verbinding tussen beide bundels is een fiscale grootmeester op het gebied van de inkomstenbelasting: prof.dr. J.E.A.M. (Jan) van Dijck (1923-2012). In de eerstgemelde bundel opstellen staat een bijdrage van zijn hand: ‘Wie geniet het inkomen?’ In de tweede bundel staan opstellen ter ere van zijn afscheid als hoogleraar. Hij legde zijn wetenschappelijke pen overigens pas in 2007 neer.

Waarom deze weemoed?

Dit afgelopen jaar zijn er columns verschenen met titels als ‘Speelt de wetgever vals?’ , ‘Een onbetrouwbare overheid is een pleonasme’  en ‘Schaamteloos’ . Hierin wordt in niet mis te verstane bewoordingen de onbetrouwbaarheid van de wetgevende en de uitvoerende macht aan de orde gesteld. We leven in een tijd waarin fiscale wetgeving lijkt te zijn ingegeven door louter budgettaire of inkomenspolitieke argumenten, en waarin een dragende gedachte ontbreekt.

Gegoochel met tarieven en wat dies meer zij

Zo worden door de overheid aangekondigde en/of al aangenomen tariefswijzigingen voor de vennootschapsbelasting en voor box 2 (aanmerkelijk belang) even zo gemakkelijk, en naar het voorkomt willekeurig, weer ingetrokken. In de Wet bedrijfsleven 2019 was bijvoorbeeld een verlaging van het hoge tarief in de vennootschapsbelasting opgenomen naar 22,55% in 2020, en naar 20,5% in 2021.  In het Belastingplan 2020 wordt dit weer teruggedraaid: het hoge vennootschapsbelastingtarief blijft 25% in 2020 en wordt 21,7% in 2021.

Verder is de gang van zaken rondom box 3, zoals de aankondiging van een nieuw stelsel in nota bene een Kamerbrief en de beoogde tijdslijn van invoering, onaanvaardbaar.  Om nog maar niet te spreken over het uitblijvende wetsvoorstel Excessief lenen bij de eigen vennootschap. Afgelopen maart werd een conceptwetsvoorstel via internet ter consultatie aan het publiek aangeboden, maar het eigenlijke wetsvoorstel laat veel te lang op zich wachten.  Het conceptwetsvoorstel rammelt wetssystematisch aan alle kanten.  Het bevat onder meer een volstrekt onjuiste dubbele belastingheffing, en er zit naar mijn mening een heffing bij de verkeerde persoon in als bloed- en aanverwanten in de rechte lijn ‘excessief’ lenen bij een vennootschap van de verbonden aanmerkelijkbelanghouder.

Deze nieuwe trend van het aankondigen van voorgenomen wetsvoorstellen in Kamerbrieven en het publiceren van consultatiewetsvoorstellen via internet krijgt bij mij overigens de handen niet op elkaar. Het creëert namelijk onzekerheid voor belastingplichtigen, zeker als het uiteindelijke bij de Tweede Kamer in te dienen wetsvoorstel (te) lange tijd op zich laat wachten. Naar mijn mening wordt hiermee ook de rol van de Raad van State als adviesgevend orgaan uitgehold.

Fiscaal anker: het genoten inkomen

Zijn er nog fiscale ankers in een tijd waarin (voorgenomen) fiscale wetgeving dus veeleer lijkt te zijn ingegeven door budgettaire of inkomenspolitieke argumenten en niet door dragende fiscaaltheoretische argumenten? Meer concreet: zijn er nog grondslagen van de inkomstenbelasting die de tand des tijds hebben doorstaan, en zo ja, waarom? Het antwoord is: ja, die zijn er. En daarvoor gaan we terug naar het uitgangspunt van de inkomstenbelasting.

Dit is het eerste deel van een NTFR Opinie geschreven door mr.dr. J. Ganzeveld. De volledige opinie kunt u hier inzien. Deze Opinie is opgenomen in NTFR nummer 51 van 19 december 2019 (NTFR 2019/3097).