Over de vraag of we IFRS 16 ook fiscaal mogen toepassen - en over het antwoord

Over de vraag of we IFRS 16 ook fiscaal mogen toepassen - en over het antwoord
29 januari 2020

Met ingang van 1 januari 2019 trad de (lease)accounting-richtlijn IFRS 16 in werking. De richtlijn vervangt IAS 17 volgens welke standaard een operational-leaseovereenkomst enkel tot gevolg had dat de jaarlijks verschuldigde leasetermijnen ten laste van het resultaat konden worden gebracht. Deze verwerkingswijze verschilde in dat opzicht niet van de wijze waarop huurovereenkomsten volgens goed koopmansgebruik de jaarwinst beïnvloeden.
IFRS 16 is in het leven geroepen om de balans van de huurder meer in overeenstemming te brengen met de (economische) realiteit. Die balans liet tot dan toe niets zien van de verplichting die de huurder was aangegaan en die – zeker bij langlopende huurverplichtingen – evenveel invloed op de solvabiliteit zou moeten hebben als de rente- en aflossingsverplichtingen van de onderneming die het object met geleend geld had aangekocht.
IFRS 16 wiep haar schaduwen natuurlijk vooruit. De advieswereld werd al in 2018 regelmatig geconfronteerd met de vraag of IFRS 16 ook fiscaal kon worden toegepast. Of, met andere woorden, langlopende lease- of huurovereenkomsten  bij uitzondering op basis van IFRS 16 op de fiscale balans tot uitdrukking mochten komen.

De Belastingdienst heeft er de tijd voor genomen. De staatssecretaris gebruikte een kennelijk noodzakelijke herziening van het Leasebesluit van 1999 om zijn standpunt ten aanzien van het fiscaal te voeren IFRS 16-beleid in het Leasebesluit 2019  wereldkundig te maken.

Over de wijzigingen in het Leasebesluit 1999 valt zeker het een en ander op te merken, zowel over het schrappen van een bepaling als over het achterwege laten daarvan. Ik gebruik deze beschouwing liever om aandacht te vragen voor de beslissing van de staatssecretaris om het huurders niet toe te staan de huurovereenkomst conform IFRS 16 op de fiscale balans op te nemen. Het verzoek daartoe diende enkel het gemak: de lessee/huurder zou zijn huurcontracten fiscaal niet anders hoeven te verantwoorden dan commercieel.

Het kenmerkende van IFRS 16

Een huurovereenkomst die voorheen off balance werd gehouden manifesteert zich met de introductie van IFRS 16 op de balans. Aan de actiefzijde zien we de waarde van het gebruiksrecht verschijnen, waartegenover op de passiefzijde voor hetzelfde bedrag de in de toekomst te betalen huur (de huurverplichting) tegen de contante waarde is opgenomen. Het gebruiksrecht wordt uiteraard lineair afgeschreven, terwijl we bij de langlopende huurverplichtingen de volgende waardeontwikkeling zien. Ten eerste wordt jaarlijks de in dat jaar verschuldigde nominale huursom erop afgeboekt. Deze afboeking beïnvloedt de winst niet. Vervolgens moet de resterende in de toekomst verschuldigde huursom tegen de dan actuele contante waarde worden opgevoerd, hetgeen een rentelast met zich brengt die de winst wél beïnvloedt. Er is dus sprake van een jaarlijkse oprentingslast, die – naarmate de toekomstige leaseverplichtingen afnemen – in de loop van de tijd lager wordt. De totale jaarlast is de som van de afschrijvingslast van het gebruiksrecht en de oprentingslast van de toekomstige huurverplichtingen.
In vergelijking met de gangbare wijze van verantwoorden zien we dus dat de huurder aanvankelijk meer dan de nominaal verschuldigde huursom als last neemt en in de loop van de huurperiode minder. De staatssecretaris stelt: ‘De verwerkingswijze onder IFRS 16 leidt er kortom toe dat eerder dan onder toepassing van IAS 17  het geval was, kosten ten laste van het commerciële resultaat worden gebracht.’ ’

Het heeft er veel van weg dat de staatssecretaris de fiscale toepassing van IFRS 16 – als het niet hoeft – op grond van de hiervoor geciteerde constatering liever tegenhoudt. Om dat standpunt juridisch te onderbouwen raadpleegt hij de jurisprudentie. Hij vindt daar in zijn optiek aanwijzingen voor de juistheid van zijn beslissing dat IFRS 16 fiscaal niet mag worden gevolgd.
De vraag is of de staatsecretaris ook heeft gezocht naar argumenten om IFRS 16 wel fiscaal toe te staan.

Dit is het eerste deel van een NTFR Opinie geschreven door dr. W. Bruins Slot. De volledige opinie kunt u hier inzien. Deze Opinie is opgenomen in NTFR nummer 4 van 23 januari 2020 (NTFR 2020/210).