Stoppen met excessief lenen van eigen bv

Stoppen met excessief lenen van eigen bv
15 januari 2020

Het wetsvoorstel ‘Excessief lenen van de eigen bv’ zal in maart 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd worden, las ik in de Planningsbrief 2020 van het Ministerie van Financiën. Ik ben heel benieuwd, want er was veel kritiek op het conceptwetsvoorstel waarover in maart 2019 een internetconsultatie heeft plaatsgehad. Wat gaat er uit de ‘black box’ van Financiën komen, hebben ze zich er iets van aangetrokken? In deze Opinie deel ik mijn ervaringen en ideeën; misschien kunnen ze nog mee in de overwegingen.

De kwestie

De kwestie dat dga’s geld uit hun bv halen zonder daarover fiscaal af te rekenen is behoorlijk groot. In zijn artikel ‘Relatieve schijnleningen aan aandeelhouders’ schatte drs. H.J. Meijer het aantal bv’s waarbij dit toen speelde op 100.000.  Bij een gemiddelde schuldpositie per bv van € 100.000 betekent dit een totaal van maar liefst € 10 miljard. Maar uit de antwoorden van 17 december 2019 op een WOB-verzoek blijkt dat het om veel meer gaat, want in 2015 hadden 225.000 bv’s een rekening-courant (RC-)verhouding met de dga met een totale schuld van € 51 miljard. Dit betekent een groot latent belastingbelang, met name tegen het tarief van box 2, maar soms ook tegen de tarieven van box 1 als pensioen- en eventuele stamrechtverplichtingen niet meer na te komen zouden zijn.
Als het gaat om onttrekkingen voor de eigen woning, een tweede huis, verhuurd onroerend goed, andere beleggingen, auto’s en meer reële zaken, hoort er geen fiscaal probleem te zijn. Dat was ook de grootste kritiek in de internetconsultatie, want in het conceptwetsvoorstel werd alleen een uitzondering gemaakt voor de eigen woning. Fout; voor reële leningen kan een overeenkomst worden gemaakt, eventuele zekerheid worden gesteld en een redelijke rente worden betaald, zoals een bank of andere geldschieter dat zou verlangen.
Het probleem zit natuurlijk bij de onttrekkingen voor consumptieve uitgaven, dus geld dat gewoon wordt opgemaakt. Daarvoor is een overeenkomst van geldlening eigenlijk onzin, want dat geld komt nooit meer terug. Dus zou de dga met een dividenduitkering moeten afrekenen,  maar dat gebeurt heel vaak niet. Soms is dat onwil, maar in veel gevallen is het (semi-)onwetendheid omdat de jaarstukken van de bv pas laat opgemaakt worden en de adviseur de dga niet aanspoort om af te rekenen over de ongedekte RC-schuld. Zo kan die schuld oplopen tot tonnen of zelfs miljoenen zonder dat er belasting betaald wordt.

Rente

Een onderdeel van het probleem is de rente die berekend moet worden over de RC-schuld. Variërend van 1,5% tot 5% boven Euribor, afhankelijk van de inschatting van het risico voor de geldlener, en dat telt bij een aanzienlijke RC-schuld behoorlijk op. Ik had onlangs twee gesprekken met potentiële nieuwe cliënten, die beiden hun RC-schuld de afgelopen vijf jaar met circa € 200.000 hadden zien stijgen tot boven de € 500.000, en daarvan was alleen al de rente over die vijf jaar ongeveer € 75.000 per persoon.
De rente is direct belastbaar in de bv, en kost dus VPB, maar is in privé niet aftrekbaar. Later moet er dividend worden uitgekeerd om de rente mee te verrekenen en dat kost nog eens IB (met brutering). Bij elkaar 40 à 45% belastingheffing,  alleen al over de rentebijschrijving, waar je concreet niets wijzer van bent geworden omdat er niets van buiten is binnengekomen.
Bij een onttrekking voor reële zaken is de rente minder erg, mits het rendement op de privébeleggingen hoger is dan het rentepercentage op de lening van de bv, want dan verschuift een deel van dat rendement naar de bv (en wordt daar belast als rente). En bij een lening voor de eigen woning kost het zelfs niets, want dan kan het salaris verhoogd worden om in de bv én in privé op nul uit te komen.  Het is dus vooral een probleem voor een ongedekte RC-schuld voor consumptieve uitgaven.

Dit is het eerste deel van een NTFR Opinie geschreven door dr. D. Molenaar. De volledige opinie kunt u hier inzien. Deze Opinie is opgenomen in NTFR nummer 3 van 16 januari 2020 (NTFR 2020/142).