Vrije gedachten over promoveren

Vrije gedachten over promoveren
30 september 2019

‘De kunst is om aan de wetten te gehoorzamen en er daarna de spot mee te drijven.’

Dat er veel wordt gepubliceerd, valt niet te ontkennen.  Er is altijd wat te schrijven, ook al is er niets te schrijven,  om een gevleugelde uitdrukking te gebruiken. Misschien heeft schrijven, een uitgestelde ervaring, en wat daaraan vooraf zal gaan: lezen, onderzoek doen en – vooruit – denken, te maken met een bepaalde vorm van intensiteit die kans biedt te ontsnappen aan de dominantie van het dagelijkse bestaan door op geconcentreerde wijze de ruimte tussen het mogelijke en het onmogelijke te verkennen. ‘Schrijven is een goed moment om erachter te komen wat je daadwerkelijk vindt. Je schrijft iets op en ziet: dit klopt voor mij. Taal forceert soms een omslag in het denken – wanneer je iets niet onder woorden brengt, blijft het vaag’, aldus Roelof ten Napel, een veelbelovende jonge dichter, in een interview dat eerder dit jaar is gepubliceerd.  Door schrijven kan iets ontstaan en kan een inzicht doorbreken, een euforische sensatie die een tijdelijk gevoel van gelukzaligheid kan geven.  Maar een verheffende bezigheid hoeft het niet te zijn. Tot op zekere hoogte is schrijven doorgaans ‘aanrommelen, de wetten te slim af zijn, uitwegen zoeken, die er heel vaak zijn, kunstgrepen toepassen, al je wapens inzetten in plaats van als een onwijze bloem zijn bloemblaadjes te laten vallen’, om een toepasselijke passage uit het werk van een Franse schrijfster aan te halen.

Het geschrevene kan de opmaat vormen voor een proefschrift.  Maar het idee of de ambitie om daaraan te beginnen kan ook ontstaan vóórdat er iets is geschreven (op het terrein dat als onderzoeksveld zal fungeren). Een enkele keer lijkt het erop dat iemand op een onbewaakt moment – en dat moment kan vlak voor het afstuderen zijn gelegen – verzeild raakt in een promotieonderzoek, zonder dat hij weet dat lijden en frustraties onvermijdelijk verbonden zijn aan het doen van onderzoek. Zo duurt het onderzoek bijna altijd langer dan gepland, onder meer omdat de begeleiders vaak niet of nauwelijks reageren (of de kandidaat niet begrijpen, ook dat komt voor), en doorlopen de meeste wetenschappers diverse stadia van wanhoop. In verband daarmee zal het geen verwondering wekken dat nogal wat promovendi depressieve klachten hebben en een deel ervan een psychiatrische stoornis ontwikkelt.  De kans daarop zal vermoedelijk toenemen als zelfspot het laat afweten en er te hard wordt gewerkt; het traject kent – dat is bekend – een substantieel aantal afhakers.  Niet voor niets stond in een oude, in de jaren vijftig van de vorige eeuw verschenen editie van The Elements of Style van William Strunk Jr. en E.B. White een veelzeggend citaat van Dorothy Parker: ‘Als je jonge vrienden hebt die schrijver willen worden, is het op één na beste wat je voor hen kunt doen The Elements of Style geven. Het allerbeste is natuurlijk hen neer te schieten nu ze nog gelukkig zijn’.

Een enkele keer wordt een proeve op betrekkelijk hoge leeftijd geschreven, en het zal voor buitenstaanders misschien niet altijd duidelijk zijn waarom zo’n auteur dat meent te moeten doen.  Het goede komt langzaam aangeslopen,  zo zou in dit verband kunnen worden gezegd, en een goed idee, een geschikt onderwerp dat zich ervoor leent om in een proefschrift uit te werken kan zich het beste op natuurlijke wijze aandienen, wil de exercitie kans van slagen hebben, en soms is dat pas het geval na ‘vele decennia omvattende wetenschappelijke arbeid’ . Maar het komt ook voor dat een proefschrift wordt geschreven (of eindelijk afgerond) om van het gezeur af te zijn, bijvoorbeeld om aan universitaire verplichtingen te voldoen en de auteur van het geschrevene in staat te stellen zijn aanstelling te behouden of veilig te stellen.

Dit is het eerste deel van een NTFR Opinie geschreven door mr. L.J.A. Pieterse. De volledige opinie kunt u hier inzien. Deze Opinie is opgenomen in NTFR nummer 39 van 27 september 2019 (NTFR 2019/2353).