Het is inmiddels alweer drie jaar geleden dat de Hoge Raad de aangehouden verdachte het recht toekende op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor (HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608). Het mag gezegd worden dat dit schoorvoetend gebeurde. Dat gebeurde ook nog eens vanuit een tamelijk pragmatisch perspectief: dit onderdeel van het recht op een eerlijk proces zou pas ingaan vanaf 1 maart 2016. Over dit punt is al veel gediscussieerd en geprocedeerd. Mijns inziens niet ten onrechte, artikel 6 EVRM geldt immers al sinds de invoering van dat Verdrag. Als vervolgens geconcludeerd moet worden dat bijstand van een advocaat tijdens het (politie)verhoor onderdeel is van het recht op een (effectieve) rechtsbijstand als bedoeld in artikel 6 lid 3 sub c EVRM, mogen praktische bezwaren dat recht dan beperken waardoor de verdachte daar pas vanaf 1 maart 2016 in volle omvang een beroep op mag doen? Daarbij mag niet onvermeld blijven dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zelf rechtsbijstand tijdens verhoren, waaronder politieverhoren, ook vóór 1 maart 2016 al ondubbelzinnig zag als “inherent aspect” van het Verdrag. Zo blijkt uit de overweging:
“43. The Court recalls that the right of everyone “charged with a criminal offence” to be effectively defended by a lawyer requires that, as a rule, access to a lawyer should be provided as from the moment that a “criminal charge” exists within the meaning of the Court’s case-law (see Ibrahim and others, cited above, § 253, and Simeonovi v. Bulgaria [GC], no. 21980/04, § 114, 12 May 2017). The Court has also recognised that the presence of a lawyer during the investigative actions, including police questioning, is an inherent aspect of the safeguard enshrined in Article 6 § 3 (c) of the Convention (see Karabil v. Turkey, no. 5256/02, § 44, 16 June 2009; Ümit Aydın v. Turkey, no. 33735/02, § 47, 5 January 2010; Boz v. Turkey, no. 2039/04, § 34, 9 February 2010; and Navone and Others v. Monaco, nos. 62880/11 and 2 others, §§ 78-79, 24 October 2013) as it is difficult to see how the specific services associated with “legal assistance”, which Article 6 § 3 (c) of the Convention speaks of, may be exercised in the absence of a lawyer.”
Verhoorbijstand volgens het EHRM
Het voorgaande betreft een voor de Straatsburgse rechtspraak kenmerkende overweging waarin het EHRM een samenvatting geeft van diens eigen uitleg van bepaalde Verdragsrechten. Deze overweging haal ik uit het arrest van 27 november 2018 in de zaak van Soytemiz tegen Turkije (nr. 57837/09). Maar het is niet vanwege deze overweging dat dit arrest in het bijzonder interessant is. Zoals het EHRM bekend veronderstelt, was het recht op – kort gezegd – (politie)verhoorbijstand van een advocaat namelijk al een gangbare interpretatie van artikel 6 lid 3 sub c EVRM. Dat recht kan slechts onder uitzonderlijke, dringende omstandigheden beperkt worden (vgl. EHRM 13 september 2016, nrs. 50541/08, 50571/08, 50573/08 en 40351/09 inzake Ibrahim e.a. tegen het Verenigd Koninkrijk, par. 258). Dat heeft het EHRM in elk geval “uitdrukkelijk en zonder voorbehoud” beslist. Het zijn evenwel de daaropvolgende overwegingen van het EHRM die bijzonder belangwekkend zijn. Maar voordat ik tot bespreking van die overwegingen kom, schets ik eerst de feitelijke context van de zaak Soytemiz.
Deze klager werd in Turkije verdacht van hulp/medeplichtigheid aan een verboden politieke partij. Voordat hij daarover gehoord werd, vroeg hij om bijstand van een advocaat. Die advocaat kreeg hij officieel aangewezen door de Orde van Advocaten en – conform de Salduz-rechtspraak – kon dhr. Soytemiz kort overleg voeren met deze advocaat voordat ze samen het politieverhoor in gingen. In dat verhoor ontkende klager dat hij zich bij de verboden partij had aangesloten. Hij bekende dat één van diens leden hem had gevraagd om een vals identiteitsbewijs te leveren om te vluchten. Klager zou hem vervolgens de identiteitsgegevens van zijn broer hebben gegeven. Op dat moment werd het verhoor door de politie afgebroken. Klager zou door zijn advocaat – en dat is door klager niet weersproken – zijn gewezen op zijn zwijgrecht en de advocaat adviseerde hem om daar gebruik van te maken. De feitelijke weergave in het arrest kent als tekst van de advocaat: “remain silent, do not make such statements, do not answer this question”. Hierna is de advocaat verwijderd door de politie en is klager een andere advocaat toegewezen door de politie.
Vervolgens komt het Hof met voornoemd citaat waarbij het de uitgangspunten van rechtsbijstand gedurende een politieonderzoek in herinnering roept. Het Hof vervolgt:
“44. Therefore, the right to be assisted by a lawyer requires not only that the lawyer is permitted to be present, but also that he is allowed to actively assist the suspect during, inter alia, the questioning by the police and to intervene to ensure respect for the suspect’s rights (see Brusco v. France, no. 1466/07, § 54 in fine, 14 October 2010; Aras v. Turkey (no. 2), no. 15065/07, §§ 39-42, 18 November 2014; and A.T. v. Luxembourg, no 30460/13, § 87, 9 April 2015) as a person charged with a criminal offence should be able to obtain the whole range of services specifically associated with legal assistance, not only in the course of trial but also during the pre-trial stage given its particular importance for the preparation of the criminal proceedings (see Dvorski v. Croatia [GC], no. 25703/11, § 78, ECHR 2015).
45. Moreover, the right to be assisted by a lawyer applies throughout and until the end of the questioning by the police, including when the statements taken are read out and the suspect is asked to confirm and sign them, as assistance of a lawyer is equally important at this moment of the questioning. The lawyer’s presence and active assistance during questioning by police is an important procedural safeguard aimed at, among other things, preventing the collection of evidence through methods of coercion or oppression in defiance of the will of the suspect and protecting the freedom of a suspected person to choose whether to speak or to remain silent when questioned by the police.”
Het mooie van zo’n vooropgestelde overweging is dat niet gezegd kan worden dat die niet duidelijk is of dat die afhankelijk is van de casuïstiek of van het (nationaal) wettelijk systeem. Nee, deze overwegingen laten duidelijk zien dat Nederland tot nog toe al te schoorvoetend is geweest met de toekenning van het recht van de verdachte op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. Dat recht is een belangrijke procedurele waarborg ten behoeve van, onder meer, het volledig respecteren van de verklaringsvrijheid van de verdachte. Dat recht geldt voorts (in beginsel) onbeperkt en zonder voorbehoud en het houdt in: actieve bijstand van de verdachte door de advocaat tijdens het verhoor. Daaraan valt niets mis te verstaan: in het licht van artikel 6 lid 3 sub c EVRM kan de advocaat kan niet beperkt worden tot het lijdelijk in een hoekje te zitten, een advocaat mag zijn cliënt actief assisteren! Dat kan de advocaat bijvoorbeeld doen door in te grijpen door zijn cliënt te wijzen op diens zwijgrecht en hem te adviseren daarvan gebruik te maken.
De uitkomst en de betekenis voor Nederland
Wat betreft de zaak Soytemiz: de eerlijk gebiedt te zeggen dat de uitkomst wel sterk casusafhankelijk is doordat het EHRM onder andere ingaat op de nationale wetgeving en de gehele verdere procedures voor de nationale rechter. Bespreking daarvan valt buiten het bestek van deze blog. Opvallend is overigens wel dat de Turkse regering zelf niet betwistte dat de verwijdering van de eerste advocaat onrechtmatig was. Maar om te beoordelen of die onrechtmatigheid ook maakt dat sprake is van een schending van een eerlijk proces moet “the fairness of the proceedings as a whole” worden beoordeeld en het zal geen verrassing zijn dat het EHRM in deze zaak uiteindelijk tot een schending van artikel 6 EVRM komt.
Relevanter voor de Nederlandse strafrechtspleging is evenwel om op te merken dat de omstandigheid dat het EHRM slechts ingrijpt in de gevallen dat het gehele proces niet meer als eerlijk kan worden beschouwd, niet de aandacht moet afleiden van het uitgangspunt bij artikel 6 lid 3 sub c EVRM. Actieve verhoorbijstand geldt altijd als onderdeel van die Verdragsrechtelijke bepaling. Een advocaat zit niet bij het verhoor om stil te zijn of stil te zitten (ter legitimering van dat verhoor), maar ook om zijn cliënt met raad daadkrachtig bij te staan.