Bestuurdersaansprakelijkheid zou meer over werknemersbelangen moeten gaan

Bestuurdersaansprakelijkheid zou meer over werknemersbelangen moeten gaan
22 september 2022

Een uitspraak van de Hoge Raad tilt het stikstofprobleem waar Nederland al ruim vijftig jaar mee kampt naar een nieuw niveau: waar de hoop van boeren tot nu toe was gevestigd op innovatie, daar stelt de Hoge Raad broodnuchter: best, die innovatie, maar bewijs eerst maar eens dat het werkt! Een stelling die we ook in ondernemingen vaak tegenkomen: de ondernemer wil een nieuwe productiemethode of hulpmiddel introduceren en de OR stribbelt een beetje tegen, omdat hij voorziet dat het toch niet allemaal zo rooskleurig gaat werken als de bestuurder het voorstelt. Maar ja, als puntje bij paaltje komt, zet bestuurder toch gewoon door. Is daar nou niet iets aan te doen?

Ik denk dat elke ondernemingsraad die situatie wel herkent. In het verleden, bij de invoering van dat nieuwe systeem, of bij het advies over die jongste reorganisatie, is nog zo gewaarschuwd voor het feit dat het allemaal misschien mooier wordt voorgesteld dan straks zal blijken. En nu, ruim twee jaar later blijkt inderdaad dat het allemaal niet oplevert wat beoogd werd. Maar ja, dan is het dus te laat. Neem dat voorbeeld uit de actualiteit: tien jaar geleden maakten vakbonden en bagage-afhandelaren op Schiphol afspraken over terugdringen van werkbelasting. Tilmachines werden aangeschaft, procedures werden verfijnd – en nu blijkt dat er van al die innovaties in de bagage-afhandeling niet veel terecht is gekomen. Het personeel blijkt al jaren massaal arbeidsongeschikt te raken als gevolg van tekortschietende zorg om hun arbeidsomstandigheden, zo meldde het NOS-journaal onlangs. Er waren wel afspraken gemaakt, maar die kon of wilde men in praktijk niet nakomen.

Werknemers de dupe

Ook de politiek kampt hiermee. Beleid wordt altijd met veel tamtam en heftig debat neergezet, maar als het eenmaal een feit is, dan kraait er eigenlijk niemand nog naar de werkelijke opbrengsten. De Toeslagenaffaire is daar het trieste voorbeeld van: ronkende verhalen over terugdringen van fraude bij de invoering van de maatregelen en slechts met de grootste moeite en pas jaren later erkennen dat er grove fouten zijn gemaakt.
Het lijkt een universeel verschijnsel. En omdat het altijd de laagst betaalden (lees in onze context: de werknemers) zijn die hier het meest last van hebben, is het duidelijk dat ondernemingsraden altijd huiverig zijn als er weer eens een bestuurder aantreedt met grootse plannen. Of die denkt de problemen met innovatieve maatregelen te gaan oplossen. Enthousiasme hoort bij bestuurders, als zij niet geloven in wat ze willen, dan stranden ze al snel in gerommel in de marge. Maar dat scepsis hoort bij de rol van de ondernemingsraad, daar wil menig bestuurder niet aan. Eigenlijk zien veel bestuurders hun OR het liefst in de rol van ‘His Master’s Voice’: als groep die de ingewikkelde plannen van de directie met enthousiasme vertaalt naar draagvlak op de werkvloer. Een sceptische OR wordt vaak beticht van ‘aan de verkeerde kant te staan’, van zeurpieten en dwarsliggen.

Achilleshiel

Eigenlijk ligt hier de achilleshiel van de medezeggenschap. Want als een ondernemingsraad zijn advies heeft gegeven over besluiten met verstrekkende gevolgen, is zijn rol formeel uitgespeeld. Natuurlijk kan hij later in het overleg nog terugkomen op de beloftes van de bestuurder als die achteraf toch vooral wishfull thinking blijken te zijn geweest, maar de kans dat er dan nog echt wat gaat gebeuren is klein. Ik heb vaak genoeg bestuurders meegemaakt die de problemen die de OR aankaart, bagatelliseren en niet bereid zijn om er écht naar te kijken.

Afspraken vooraf

Hoe zou deze situatie te doorbreken zijn? Natuurlijk kan een krachtige OR aan de voorkant van de besluitvorming al trachten zaken te repareren. Het is al gebruikelijk dat bij grote reorganisatietrajecten de OR, alvorens advies uit te brengen, afspraken maakt met de ondernemer over het voorkomen of verzachten van bepaalde gevolgen. Hoe hard deze afspraken zijn, hangt vaak af van hoe ze op papier gezet zijn. Het zou ook helpen als de raad van commissarissen van deze afspraken op de hoogte is en ze ook mede onderkent. Daarom is de aanwezigheid van de commissarissen bij overlegvergaderingen hierover (een verplichting uit de wet die lang niet altijd wordt nagekomen) belangrijk.

Onbehoorlijk bestuur?

Maar in feite zijn situaties waarin de ondernemer bepaalde besluiten bewust rooskleuriger voorstelt dan later zal blijken, te kwalificeren als onbehoorlijk bestuur. Misschien nog niet meteen in de rechtszaal, maar wel in het gevoel van de betrokken werknemers. We zouden moeten zoeken naar rechtsmiddelen, die bestuurders ertoe dwingen om ook achteraf verantwoording af te leggen over genomen besluiten, niet alleen tegenover commissarissen en aandeelhouders, maar ook tegenover hun personeel. Want die zijn meestal de slachtoffers als die besluiten anders uitvallen dan voorgespiegeld. En dan zou dat, bij gebleken schromelijke overschrijding van bepaalde beloftes en normen, ook gevolgen moeten hebben voor het oordeel over de behoorlijkheid van het geleverde. Anders gezegd: ook voor het systematisch negeren, kleineren of bagatelliseren van de ondernemingsraad en zijn inbreng zou een bestuurder ter verantwoording geroepen moeten kunnen worden bij de rechter. Hier ligt een taak voor assertieve ondernemingsraden, maar ook voor vakbondsbestuurders en toezichthouders.

 

Lees meer over het overleg tussen bestuurder en OR in Inzicht in de OR online.

Opmerkingen