De proeve van bekwaamheid: een pleidooi voor herstelrecht

De proeve van bekwaamheid: een pleidooi voor herstelrecht
21 april 2017

Iedere strafzaak doet ertoe. Waarom? Omdat ten diepste bij iedere strafzaak mensen zijn betrokken. Ook al herkennen wij altijd in iedere einduitspraak van de rechter weer het zogenoemde beslissingsmodel van de artikelen 348/350 Wetboek van Strafvordering: de ene strafzaak is in juridisch opzicht natuurlijk de andere niet.

Toegevoegde waarde van herstelrecht
Een strafzaak wordt namelijk pas écht bijzonder als op enigerlei wijze herstelrecht is toegepast en dit waardevol is gebleken. In strafzaken van divers kaliber blijkt herstelrecht een toegevoegde waarde te kunnen zijn binnen het reguliere strafrecht, in welke fase van het strafproces de strafzaak zich ook bevindt. De grootte en complexiteit van de strafzaak doet er niet per se toe. De primaire partijen bij het relationeel en intermenselijk ‘conflict’ hebben natuurlijk bij uitstek baat bij herstelrecht. In de praktijk is dat dus niet alleen het slachtoffer maar óók de verdachte c.q. dader. Het streven is dat zij onderling komen tot afspraken over geleden (im)materiële schade. Bij het herstelcontact kan ook morele en relationele schade aan de orde komen, dat gaat wel even dieper dan een bespreking van een ‘kale’ schadevergoeding.

Een strafzaak wordt namelijk pas écht bijzonder als op enigerlei wijze herstelrecht is toegepast en dit waardevol is gebleken

In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw pleitten herstelrechtspioniers als Christie, Hulsman en Bianchi voor de teruggave van conflicten aan de oorspronkelijke eigenaren, voor conflictoplossing, zelfregulering alsmede voor terugkeer van het slachtoffer in het strafrecht (N. Christie, ‘Conflicts as Property’, British Journal of Criminology 1977 (1), p. 1-15; L.H.C. Hulsman, Afscheid van het strafrecht. Een pleidooi voor zelfregulering, Houten: Het Wereldvenster 1986; H. Bianchi, Gerechtigheid als vrijplaats. De terugkeer van het slachtoffer in ons recht, Baarn: Ten Have, Baarn 1985). Het doel was herstel van door een misdaad geschonden relatie mogelijk te maken. Een misdaad dat een conflict is tussen dader, slachtoffer en gemeenschap kan enkel worden opgelost door dezelfde partijen daar actief bij te betrekken.

Herstelrecht krijgt op termijn ook grote maatschappelijke waarde
Velen beseffen (nog) niet dat herstelrecht op termijn ook een grote maatschappelijke waarde kan opleveren. Herstelrecht kan de recidivekans verminderen. Daarnaast kunnen lichtere strafzaken die bij het OM binnenkomen na een geslaagde bemiddeling mogelijk eerder buitengerechtelijk worden afgedaan, waardoor een relatief duur regulier strafproces waarvoor uiteindelijk de gemeenschap wordt belast kan worden voorkomen. Een bijkomend voordeel is dat rechters zich vooral kunnen bezighouden met de zaken waarin strafrechtelijke vervolging in de rede ligt. Dat zijn vooral ernstige, complexe zaken. Het is dan van belang om bij tussenkomst van de overheid in naam van het slachtoffer en de gemeenschap proportioneel wraak te nemen op de eventuele dader. Herstelrecht heeft in zaken die uiteindelijk onder de rechter zijn, of zich bevinden in de fase van de tenuitvoerlegging, dan meer een aanvullende betekenis op het moderne publieke strafrecht. Door toepassing van herstelrecht kan mogelijk meer maatwerk worden geboden, ook al gaat de veroordeelde naar de bajes. Herstelgerichte praktijken betekenen nu eenmaal niet dat de gevangenis uit het zicht verdwijnt. Een opsluiting die in sommige zaken onvermijdelijk blijkt, komt alleen meer in het teken te staan van resocialisatie waarbij wordt gewerkt aan herstel door de dader jegens zichzelf en het slachtoffer die onderdeel is van een gemeenschap.

Herstelrecht kan de recidivekans verminderen

Positie van het ‘slachtoffer’ in het strafproces
In Europa neemt het zogeheten herstelrecht pas de laatste jaren een grote vlucht. Europeesrechtelijke regelgeving waarin de positie van het ‘slachtoffer’ in het strafproces centraal staat heeft hieraan bijgedragen. In Nederland is vooral het in 2011 ingevoerde artikel 51h Wetboek van Strafvordering van belang geweest. Bijzonder is dat op grond van dit wetsartikel het slachtoffer recht heeft op herstelrecht in de vorm van bemiddeling in strafzaken. Zo mogelijk met inschakeling van de politie in een zo vroeg mogelijk stadium van het strafproces gedurende het vooronderzoek. Diverse pilots met bemiddeling in strafzaken in Nederland in de periode 2013-2015 bleken succesvol. Eind 2016 was het spannend of hieraan een vervolg kon worden gegeven. Uiteindelijk besloot de Tweede Kamer bemiddeling in strafzaken in heel Nederland verder te ontwikkelen door in principe jaarlijks 1,5 miljoen euro in de justitiebegroting hiervoor op te nemen.

Herstelgerichte praktijken komen in Nederland toch moeizaam van de grond. De oorzaak hiervan is mogelijk dat de Nederlandse cultuur niet zozeer (meer) is gericht op de (geloofs-)gemeenschap. De mogelijkheden en invloeden van herstelrecht krijgen dankzij cursussen en seminars gelukkig steeds meer bekendheid onder aanklagers, rechters en advocaten. Dat zal de verdere ontwikkeling in Nederland van het herstelrecht ten goede komen. Al deze beroepsbeoefenaren worden op deze manier (impliciet) geconfronteerd met hun eigen mens- en wereldbeeld.

Herstelgerichte praktijken komen in Nederland toch moeizaam van de grond

Herstelrechtelijke praktijken
Wij hebben afgelopen maanden in diverse strafzaken die wij hebben behandeld het nodige aan herstelrechtelijke praktijken mogen laten verrichten. In een zedenzaak met een jeugdige verdachte schakelden wij in overleg met de zaaksofficier van justitie rechtstreeks een mediator in. Afhankelijk van de uitkomst zou wel of niet een strafrechtelijke vervolging worden ingesteld. De mediation, waarbij de jeugdige verdachte en het slachtoffer met hun ouders werden betrokken, verliep buitengewoon positief. Diverse gesprekken hebben plaatsgevonden en daaruit kwam veel nieuwe informatie naar voren waardoor de zaak in een ander perspectief kwam te staan. De zaak werd uiteindelijk geseponeerd. Dit leverde 3 interessante beschikkingen op van de raadkamer van de Rechtbank Gelderland ex art. 89, 591(a) Wetboek van Strafvordering die zeer waarschijnlijk nog zullen worden gepubliceerd (Beschikkingen Rechtbank Gelderland d.d. 6 april 2017 onder Rechtbanknummers 17/101, 17/102 en 17/352).

In een verkeersstrafzaak stonden wij een meerderjarige verdachte bij die onder invloed van alcohol onder meer een frontale aanrijding veroorzaakte waarbij meerdere slachtoffers letsel opliepen. In overleg met de zaaksofficier van justitie schakelden wij in de fase voorafgaand aan het uitbrengen van een dagvaarding rechtstreeks een mediator in. Op verzoek van de zaaksofficier van justitie werd de wijkagent betrokken bij de mediation. Onze cliënte heeft uiteindelijk alle slachtoffers ontmoet voor aanvang van de terechtzitting. Alle betrokkenen hebben zo de gelegenheid gehad buiten de rechtszaal in een informele setting te spreken over de ingrijpende gevolgen van het verkeersongeval. De rechtbank overwoog uiteindelijk in essentie er niet omheen te kunnen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de ondernomen initiatieven richting de slachtoffers werd de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf wel beperkt ten opzichte van de eis van de officier van justitie (Rechtbank Gelderland, meervoudige strafkamer d.d. 7 april 2017 met parketnummer 05/820061-16).

Op dit moment hebben wij meerdere strafzaken lopen waarbij op verzoek van de verdediging de politie in afstemming met het OM de gelegenheid geeft voorafgaand aan de te nemen beslissing over wel of niet strafrechtelijk te vervolgen zaken ex art. 51h Wetboek van Strafvordering te ’herstellen’. Uiteraard zijn dit zaken die zich lijken te lenen voor een herstelrechtelijke benadering in het belang van zowel onze cliënten als de slachtoffers. Het is reëel dat hieruit het nodige zal volgen. Natuurlijk helpt dat om vanuit onze partijdige rol onze cliënten optimaal bij te staan om met de zaak op een goede bestemming te eindigen.

Wij zijn er voorlopig nog niet
Het is kortom positief te noemen dat de komende tijd alsnog bemiddeling in strafzaken een vervolg kan krijgen. Politie, aanklagers en rechters lijken steeds meer ruimte te willen geven voor het uitoefenen van herstelrechtelijke praktijken. Wij zijn er voorlopig nog niet. Veel herstelrechtelijke initiatieven blijken alleen aan de orde te komen als een actieve strafrechtadvocaat erover begint. Wanneer je erover begint, soms al tijdens een politieverhoor, is soms een mini-college nodig om duidelijk te maken wat herstelrecht ex art. 51h Wetboek van Strafvordering voor de verdachte en het slachtoffer zou kunnen betekenen. Wij merken in de strafpraktijk dat lang niet iedere professional (of het nu een politieagent, aanklager of rechter betreft) goed op de hoogte is van wat herstelrecht inhoudt.

Het is kortom positief te noemen dat de komende tijd alsnog bemiddeling in strafzaken een vervolg kan krijgen

Denktank van ruim 80 strafrecht- en herstelrechtprofessionals
Wij juichen daarom toe dat inmiddels door een initiatiefgroep in samenwerking met een denktank bestaande uit ruim 80 strafrecht- en herstelrechtprofessionals een Voorstel van Wet strekkende tot de invoering van een herstelgerichte afdoening via bemiddeling in strafzaken in het Wetboek van Strafvordering, inclusief Memorie van Toelichting is aangeboden aan de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer (Zie eindversie d.d. 21 februari 2017, Maastricht University en Stichting Restorative Justice Nederland). Het is een proeve van wetgeving in het kader van de aanstaande invoering van een nieuw Wetboek van Strafvordering. Aanvullende regelgeving is broodnodig voor een verantwoorde doorontwikkeling naar een meer op herstelrecht georiënteerd straf(proces)recht.

Expliciete regels van herstelprocesrecht nodig
Wij achten de kans groot dat zonder expliciete regels van herstelprocesrecht in de praktijk aanzienlijke verschillen zullen blijven bestaan tussen arrondissementen. Concreet zou anders de situatie kunnen blijven bestaan dat een soortgelijke zaak in Maastricht wel dankzij een doortastende conflictpartij (raadsman, politieagent, aanklager of rechter) wordt bemiddeld en in Leeuwarden niet.

Op dit punt is interessant Artikel II onder 2 van het Voorstel van Wet:

“Indien het slachtoffer en de verdachte het verzoek om te doen onderzoeken of bemiddeling mogelijk is gezamenlijk doen, kan het verzoek niet worden afgewezen”.

En Artikel II onder 3:

“Een eenzijdig verzoek van het slachtoffer of de verdachte om te doen onderzoeken of bemiddeling mogelijk is, mag uitsluitend worden afgewezen op basis van dringende gronden ontleend aan het algemeen belang dan wel ernstige aanwijzingen bestaan voor secundaire of nieuwe victimisatie”.

In de Ten geleide van voormeld Voorstel van Wet staat treffend:

“Enkel solide wettelijke verankering, zij het met mate en in de juiste proportie, kan er naar onze mening toe leiden dat een landelijke praktijk van herstelgerichte afdoening in het strafrecht zal ontstaan –van Amsterdam tot Maastricht en van Middelburg tot Groningen. Law in the books is natuurlijk nog geen law in action. Wij denken evenwel dat law in action in dezen de steun nodig heeft van law in the books.”

Vooral doorgaan met law in action
Laten wij vooral door blijven gaan met law in action en zaken die geschikt blijken te zijn herstelrechtelijk benaderen. Simpelweg omdat zulke zaken ertoe doen omdat het ten diepste gaat om mensen die daarin zijn getroffen. Niets in de huidige wetgeving staat aan herstelrechtelijke praktijken in de weg. Nederland is hiervoor de afgelopen jaren wakker geschud en ontwikkelingen zijn volop gaande.Wij dagen u uit om de komende tijd de meerwaarde en kansen van bemiddeling in strafzaken vanuit uw rol en positie te (h)erkennen. Ontdek de ‘cases that matter’!

Meer lezen over bemiddeling in strafzaken?
Zie ook Mediation in strafzaken, verschenen bij Sdu.

Opmerkingen