
Mediation speelt een steeds grotere rol in de Nederlandse strafrechtspraktijk. Een belangrijk doel van mediation in het strafrecht is dat Justitie rekening houdt met de uitkomst in de (afdoenings)beslissing. Dit is vastgelegd in artikel 51h Sv. Mediation lijkt met name toegepast te worden in zaken waarbij slachtoffer en verdachte elkaar kennen en nog regelmatig zullen zien in de toekomst (buren, familieleden). In dergelijke – vaak langslepende - kwesties wordt vaak getracht om tot een oplossing te komen voordat een vervolgingsbeslissing wordt genomen door het Openbaar Ministerie.
ZSM-zaken
Hoe wordt hier in de praktijk mee omgegaan indien het een ‘ZSM-zaak’ betreft? Dit betreffen - kort gezegd - relatief eenvoudige strafzaken waar (in de ogen van het Openbaar Ministerie) geen uitgebreid onderzoek meer naar gedaan behoeft te worden. Daarbij kan worden gedacht aan een (winkel)diefstal, vernieling, (licht) uitgaansgeweld etc. In dergelijke zaken kennen verdachte en slachtoffer elkaar vaak niet.
Het Openbaar Ministerie probeert in dergelijke kwesties zo snel mogelijk een vervolgingsbeslissing te nemen. Het doel van ZSM is immers dat de strafzaak snel beoordeeld dient te worden. Vaak is dit in de vorm van een dagvaarding, die op het politiebureau in persoon wordt uitgereikt.
Maar wat als de dagvaarding als is uitgereikt (er is dus al een vervolgingsbeslissing) en je komt er dan achter dat mediation wellicht een optie zou kunnen zijn? In de eerste plaats kan het dan verstandig zijn aan om bezwaar te maken tegen de dagvaarding, indien op het moment van dagvaarden al voldoende te onderbouwen is dat een (succesvol) mediation-traject kan worden doorlopen.
De kans is echter groot dat je de mogelijkheden van een mediation-traject niet direct binnen de bezwaartermijn voor ogen hebt. Immers, je dient het dossier nog te ontvangen (mocht je dat nog niet volledig via een artikel 30 Sv verzoek hebben ontvangen) en een gesprek met de betreffende cliënt op kantoor dient nog te worden ingepland.
Uiteraard bestaat ook indien geen bezwaar tegen de dagvaarding wordt gemaakt de mogelijkheid om op een later moment een verzoek te doen bij het Openbaar Ministerie om een mediation-traject op te starten. Een voorwaarde is wel dat de verdachte verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn of haar gedrag en de gevolgen daarvan. Het Openbaar Ministerie gaat vervolgens na of het slachtoffer hiervoor openstaat.
Mocht het slachtoffer bereid zijn om het gesprek aan te gaan en vervolgens vindt geslaagde bemiddeling plaats, dan kan de opgestelde vaststellingsovereenkomst in de lopende strafprocedure worden gebracht. Zoals eerder aangegeven, zijn de rechter en de officier van justitie ingevolge artikel 51h Sv wettelijk verplicht rekening te houden met de uitkomst van de mediation.
Belang om verder te vervolgen?
Maar wat als na een geslaagd bemiddelingsgesprek, waarbij de schade onderling is geregeld, het slachtoffer aangeeft niet naar de zitting te komen ‘omdat het zo wel goed is’, hij de verdachte kan vergeven en zelfs aangeeft dat hij niet wil dat de toekomst van de verdachte wordt verpest?
Wat is het belang om deze verdachte dan nog te vervolgen? Te meer indien het slachtoffer zelf aangeeft ‘dat het zo wel goed is en zelfs niet naar de zitting komt’. Wordt bij voortzetting van de vervolging niet voorbijgegaan aan de rechten en belangen van het slachtoffer, waarvan de positie de afgelopen jaren juist is versterkt?
Bovenstaande gang van zaken is een voorbeeld uit de praktijk. Het Openbaar Ministerie was niet gevoelig voor bovengenoemde argumenten en aan het verzoek de dagvaarding op voorhand in te trekken werd dan ook voorbijgegaan. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de afwijzende houding van een officier van justitie om de dagvaarding intrekken, niet per se uit onwil hoeft te zijn. Dit heeft er (helaas) in veel gevallen mee te maken dat bepaalde afspraken tussen de zittende magistratuur en het Openbaar Ministerie zijn die onder meer maken dat dagvaardingen niet op korte termijn voor de zitting ‘mogen’ worden ingetrokken vanwege reeds geplande zittingscapaciteit. Dat kan dus roet in het eten gooien, indien het traject kort voor de zittingsdatum wordt afgesloten.
Dan resteert dus enkel de optie om een niet-ontvankelijkheidsverweer te voeren. Daarbij kan aangevoerd worden dat ‘een redelijk handelend officier’ gelet op de gunstige uitkomsten van de mediation niet tot vervolging zou zijn overgegaan. Dit verweer is in bovengenoemd voorbeeld door de rechtbank niet gevolgd. Wel heeft de rechter artikel 9a sr toegepast. Uit de weinig gepubliceerde jurisprudentie volgt ook dat aan het Openbaar Ministerie een ruime mate van vrijheid toekomt waar het gaat om het instellen van vervolging en ook de modaliteit daarvan (zie bv: ECLI:NL:RBROT:2018:852, ECLI:NL:GHDHA:2018:2087).
Ondanks deze ‘positieve’ uitkomst, wringt dit. ZSM is in mijn optiek een goede ontwikkeling maar voor zaken waarbij heel duidelijk is dat verdere vervolging vanuit zowel het slachtoffer als de verdachte niet gewenst is en het geen meerwaarde heeft om de verdachte een straf op te leggen (en uiteindelijk toch een 9a Sr wordt uitgesproken), is het spijtig dat een eerdere afdoeningsbeslissing roet in het eten gooit. Het niet meer willen of kunnen intrekken van de dagvaarding op korte termijn lijkt (los van het algemene belang) ook een financiële reden te hebben.
Extra geld beschikbaar?
Op 11 maart 2019 gaf de minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, antwoord aan de Tweede Kamer op meerdere vragen omtrent de Buitengerechtelijke Geschilbeslechting en Herstelrecht.
De minister heeft aangegeven dat jaarlijks meer dan 1 miljoen euro structureel beschikbaar is voor het verder ontwikkelen en doorgroeien van mediation in het strafrecht. Een aandachtspunt bij deze ontwikkeling is in mijn optiek het onderzoeken van het alsnog doen eindigen van de vervolging na een geslaagde bemiddeling, door intrekking van de dagvaarding, desnoods door de rechter. De huidige gang van zaken zorgt bij zowel de verdachte als het slachtoffer (vaak) voor verwarring.
Kort en goed kan het de moeite lonen om ook in ZSM-zaken te onderzoeken of mediation van meerwaarde is, al dan niet in combinatie met een bezwaarschrift tegen of een verzoek om intrekking van de dagvaarding. Zelfs indien het mediation-traject niet tot het eindigen van de vervolging leidt, kan de uitkomst positieve effecten hebben, op de strafzaak maar ook op de verdachte. Het verdient dus zeker aanbeveling deze mogelijkheid te onderzoeken en met cliënt te bespreken.