Een noodlottige Halloween

Een noodlottige Halloween
29 oktober 2020

Komend weekeinde is het Halloween. Een uit Amerika overgewaaid ‘feest’, dat hier ten lande (als u het mij vraagt gelukkig) nog niet heel erg veel voet aan de grond krijgt. Toch verkopen de tuincentra hier ook de nodige Halloween-prullaria. Tijdens een van mijn thuiswerkdagen afgelopen week ben ik er zelf ook op uitgestuurd om een keur aan kleine pompoenen voor bij de voordeur in te slaan. Bij die stand van zaken kan een blog die in het teken staat van Halloween natuurlijk niet uitblijven. Dat is overigens ook al eerder gedaan.

Een simpele zoektocht levert een keur aan lijstjes op met heftige ‘Halloween homicedes’ op. Heftige en lugubere moordzaken die tijdens Halloween hebben plaatsgevonden, waaronder de verkrachting van en moord op een non, een zaak die overigens bovendien interessant is vanwege de twijfels met betrekking tot de schuld van de inmiddels ter dood veroordeelde, waarover een interessante documentaire is gemaakt.

In ons land zijn geen Halloween-moorden te vinden. De zoekterm ‘Halloween’ op rechtspraak levert wel enkele hits op, maar dan gaat het voornamelijk om de aangetroffen Halloweenmaskers die als bewijsmiddelen worden genoemd in overvalzaken.

Een tragische zaak

Tussen de hits bevond zich echter wel één zaak die de moeite van het bespreken waard is. Een zaak die eerder tragisch dan luguber is. Een tragische gebeurtenis die zijn oorsprong had in een Halloweenfeest bij een jongerenvereniging. Een op dat feest aanwezige jongere van 15 is aldaar dronken geraakt. Later die nacht is de jongere lopend op de snelweg A2 geschept door een auto en dientengevolge overleden. Bijzonder tragisch aldus. De jongerenvereniging werd vervolgens vervolgd en veroordeeld, voor 2 feiten, het dronken maken van de 15-jarige door hem direct en indirect alcohol te verstrekken, terwijl dat feit de dood van het slachtoffer te gevolge heeft gehad (252 Sr) alsmede het bedrijfsmatig aan personen jonger dan 18 jaar alcoholhoudende drank verstrekken, hetgeen overtreding van de Drank- en Horecawet oplevert (Rb Limburg 25 september 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:9005). Een keur aan interessante overwegingen en juridische punten passeert de revue. De uitspraak is alleen al om die reden lezenswaardig. Mij viel bijvoorbeeld nog op dat de gevorderde straf van openbaarmaking van de uitspraak is afgewezen, maar dat in de gepubliceerde uitspraak wel de naam van de veroordeelde vereniging is opgenomen. Uiteraard kunnen niet al deze punten in deze blog worden besproken.

Drankgebruik

Het bespreken waard is echter wel dat de vereniging veroordeeld wordt voor het ‘de dood ten gevolge hebbend’. Immers, de 15-jarige aan wie alcohol is verstrekt, is niet door bijvoorbeeld alcoholintoxicatie overleden. De dood is eerst enkele uren na zijn vertrek van het feest ingetreden, als gevolg van een externe omstandigheid, hij is immers aangereden. Toch wordt causaal verband aangenomen tussen de dood en het verstrekken van alcohol. Artikel 252 Sr lid 2 stelt strafbaar het dronken maken van een kind beneden de leeftijd van 16 jaren. Lid 3 van dat artikel roept een strafverzwaring in het leven indien dit feit de dood ten gevolge heeft gehad. Uit de in tekst en commentaar gegeven toelichting volgt al dat hiermee niet enkel wordt gedoeld op de directe invloed die het drankgebruik op de gezondheid heeft, maar ook de gevolgen die zijn veroorzaakt door bijvoorbeeld enige onbeholpenheid door het drankgebruik veroorzaakt (T&C Strafrecht, commentaar bij artikel 252 Sr, aant. 6, actueel t/m 1-7-2020).

Ondanks dat wellicht in het normale spraakgebruik bij ‘de dood ten gevolge hebbend’ snel gedacht zal worden dat de dood een direct gevolg moet zijn van het feit, in die zin dat van een zogenaamd ‘conditio sine qua non’ verband sprake is, volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat dit voor het aannemen van causaal verband niet vereist is. De rechtbank Limburg verwijst in dat verband naar het Groninger HIV-arrest uit 2012. Uit dat arrest volgt kort gezegd dat sprake is van zogenaamde redelijke toerekening. Daartoe moet, kort door de bocht gezegd, worden nagegaan of de verweten gedraging een onmiskenbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid en of het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die gedraging is veroorzaakt. Deze lijn heeft de Hoge Raad in een arrest uit 2014 nog eens herhaald (HR 14 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2959). In die zaak achtte de Hoge Raad het oordeel van het hof dat de dood niet redelijkerwijs aan de gedragingen van de verdachte toe te rekenen was nu “er een reële mogelijkheid bestaat dat het slachtoffer ook zou zijn overleden als de ten laste gelegde gedragingen van verdachte waren uitgebleven”, niet begrijpelijk. Dat arrest en de daarbij behorende, contraire, conclusie, nauwkeurig lezende, kan worden gesteld dat het feit dat de mogelijkheid openblijft dat de bewezenverklaarde handeling niet aan de dood heeft begrijpen, niet per definitie aan de redelijke toerekening van dat gevolg in de weg behoeft te staan.

Een dichtgeknepen keel

Een recente toepassing van die leer van de redelijke toerekening laat dat ook zien, in een uitspraak van de zomer van dit jaar rekent de rechtbank de dood als gevolg toe aan de verdachte van een poging zware mishandeling, die gedurende enige tijd de keel van het slachtoffer had dichtgeknepen. Het slachtoffer is enkele dagen later overleden. De rechtbank overweegt expliciet dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de gedraging een noodzakelijke factor is geweest voor het overlijden, maar dat zulks aan de redelijke toerekening niet in de weg staat. De rechtbank vervolgt met te overwegen dat het van belang kan zijn in hoeverre het handelen de kans op het intreden van de dood heeft verhoogd. Na bespreking van de rapporten van het NFI, concludeert de rechtbank dat het handelen van de verdachte naar zijn aard geschikt is om de dood te veroorzaken, mede gelet op de medische gesteldheid van het slachtoffer. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het slachtoffer op hetzelfde moment zou zijn overleden als de verdachte haar niet bij de keel had gegrepen.

Die redelijke toerekening wordt in onderhavige zaak aldus ook toegepast. Het is uiteraard niet uitgesloten dat de 15-jarige ook zou zijn aangereden als hem geen alcohol verstrekt was en dat hij dus ook dan zou overleden. Een direct oorzakelijk verband is er aldus niet. Maar het feit dat aannemelijk is dat de verstrekking van alcohol heeft geleid tot een mate van onbeholpenheid, die weer tot het lopend op de snelweg terechtkomen en de daaropvolgende aanrijding heeft geleid, maakt dat volgens de rechtbank de dood redelijkerwijs aan de jongerenvereniging kan worden toegerekend.

 

Als gezegd, geen luguber Halloweenverhaal, maar vooral een tragisch verhaal, waarbij de tragische dood van een jongere, gechargeerd gezegd, redelijkerwijs is toe te rekenen aan de viering van Halloween.

 

Over de auteur:

Deze blog is geschreven door Jaap Baar, Advocaat bij Kuyp Baar Advocaten en columnist bij Advocatie.nl

 

Blijf je liever binnen met Halloween?
Bekijk hier het online cursusaanbod van Sdu Opleidingen en Events.