Stel je voor: de Ondernemingsraad (OR) heeft een positief advies gegeven over een besluit van de ondernemer. Kort nadat de OR zijn advies heeft uitgebracht en het definitieve besluit van de ondernemer is genomen, blijkt dat er informatie is die op het moment dat de OR zijn advies uitbracht niet bekend was bij de OR. Als deze informatie eerder bij de OR bekend was geweest had dit het advies mogelijk wel verandert. In deze situatie staat de OR niet altijd met lege handen. Artikel 26 lid 1 WOR biedt mogelijk een oplossing.
Wat zegt Artikel 26 lid 1 WOR?
Artikel 26 lid 1 WOR biedt twee mogelijkheden voor de OR om tegen een besluit van de ondernemer in beroep te gaan. De eerste mogelijkheid is als een besluit van de ondernemer niet overeenstemt met het advies van de OR. Dit is de meest voorkomende reden om tegen een besluit van de ondernemer in beroep te gaan. De tweede mogelijkheid om tegen een besluit van de ondernemer in beroep te gaan staat ook wel bekend als ‘nova’. Hiervan is sprake als aan twee voorwaarden is voldaan:
- Nieuwe feiten of omstandigheden: Er moet sprake zijn van nieuwe informatie die na het uitbrengen van het advies van de OR bekend is geworden. Het gaat dan met name om informatie die bij de ondernemer wel bekend was ten tijde van het nemen van het besluit, maar die niet met de OR is gedeeld. Overigens vallen nieuwe ontwikkelingen die na het besluit plaatsvinden niet onder deze nieuwe feiten en omstandigheden.
- Reden voor een ander advies: Deze nieuwe informatie moeten aanleiding kunnen zijn geweest voor de OR om een ander advies uit te brengen als deze informatie destijds bekend was geweest.
Knelpunt bij een beroep op nova
Uit de rechtspraak blijkt dat de OR vaak niet goed voor ogen heeft welke nieuwe feiten en omstandigheden wel en niet voor een mogelijkheid om tegen het besluit van de ondernemer in beroep te gaan zorgen. Het is met name lastig om vast te stellen of het gaat om nieuwe ontwikkelingen die kort na het besluit van de ondernemer plaatsvinden of van nieuwe feiten en omstandigheden die bij de ondernemer al bekend waren. Dit hangt dan ook echt van de specifieke situatie af.
Belang van snel handelen
Het is van belang dat wanneer er nieuwe informatie aan het licht komt de OR snel moet handelen. De wettelijke beroepstermijn (artikel 26 lid 2 WOR) is slechts één maand nadat de OR in kennis is gesteld van het besluit van de ondernemer.
Deze wettelijke beroepstermijn geeft in het geval van nieuwe feiten en omstandigheden vaak een probleem. Het ligt daarom voor de hand om de beroepstermijn in te laten ingaan op het moment dat de OR van het bestaan van de nieuwe relevante feiten of omstandigheden wist of op grond van de redelijkheid en billijkheid had moeten weten.
Conclusie
Artikel 26 lid 1 WOR biedt de OR een belangrijk instrument om een positief advies te heroverwegen wanneer nieuwe relevante feiten en omstandigheden naar voren komen. Ondanks de uitdagingen kan een goed onderbouwd beroep op ‘nova’ helpen om de besluitvorming van de ondernemer aan te vechten. Het is daarom een waardevol instrument in de gereedschapskist van de OR.