Van ketens naar banden tussen Suriname/Nederland: over de Twinningfaciliteit Herstelrecht 2019-2021

Van ketens naar banden tussen Suriname/Nederland: over de Twinningfaciliteit Herstelrecht 2019-2021
18 november 2019

1. Het project Twinningfaciliteit Herstelrecht Suriname/Nederland

Nederland en Suriname delen een lange geschiedenis. Nadat Suriname in 1975 onafhankelijk werd, bleef de bijzondere relatie tussen Suriname en Nederland bestaan. Er zijn een gezamenlijke historie, taal, cultuur, en vele familiebanden. Op het terrein van het strafrecht en het herstelrecht is die relatie er ook, zoals hierna zal blijken.

Theo de Roos (voorzitter van Stichting Restorative Justice Nederland en emeritus hoogleraar strafrecht Tilburg University) en Alrik de Haas (voorzitter Stichting Mens en Strafrecht en strafrechtadvocaat) hebben in de periode 18 – 28 januari 2018 een pilot-verkenning verricht naar herstelpraktijken in (het binnenland van) Suriname. In de periode die hierop volgde, hebben zij met de coauteurs van deze blog inzichtelijk gemaakt welke behoeften er voor Suriname en Nederland zijn om herstelgericht werken te beschrijven, te analyseren en door te ontwikkelen. Recent is dit bekroond met een gehonoreerd projectvoorstel in het kader van een zogenaamde Twinning-subsidie.

De komende twee jaar kan dankzij de Twinningfaciliteit, die in het leven is geroepen door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, kennis worden uitgewisseld tussen Suriname en Nederland. De volgende organisaties vormen binnen dit project een samenwerkingsverband: Stichting Restorative Justice Nederland, Stichting Mens en Strafrecht, Universiteit Maastricht, Stichting River of Jordan en de Stichting Inheems platform ESAV. Van meet af aan zijn nauwe contacten onderhouden met het strafrechtelijke professionele veld in Suriname.

Het project gaat uit van de hypothese dat het traditionele en centrale gezag van Suriname en Nederland over en weer lering kunnen trekken uit vergelijkend onderzoek naar het reguliere straf(proces)recht enerzijds, en de informele en traditionele geschilbeslechting (zoals bijvoorbeeld in Suriname in een krutu, en het herstelrecht zoals dat in Nederland gestalte heeft gekregen) anderzijds. Het doel is allereerst inzicht te krijgen in de in Suriname bestaande informele geschilbeslechting bij de Inheemsen en Marrongemeenschappen van Afrikaanse afkomst. Hoe wordt vanuit een eeuwenlange traditie in die samenlevingen omgegaan met slachtoffers/nabestaanden en verdachten/daders en hun (familie)netwerken? Het uiteindelijk doel is het doen van aanbevelingen, gericht op duurzame herstelrechtelijke voorzieningen, die positieve effecten op de samenlevingen van Suriname en Nederland kunnen sorteren.

2. Herstelrecht in Nederland

Qua herstelrechtelijke theorievorming liep Nederland vanaf de jaren 60 tot halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw voorop in Europa met hoogleraren als Herman Bianchi (VU) en Louk Hulsman (EUR). In België was de Leuvense hoogleraar Lode Walgrave een pionier. De herstelrechtelijke praktijk bleef helaas achter bij de theorievorming. Na de projecten Justitie in de Buurt en Dading in de jaren 90 werd het een tijdlang vrij stil rond herstelrecht in Nederland. Wel werd het gedachtengoed levend gehouden door John Blad (EUR), onder meer initiatiefnemer voor het Tijdschrift voor Herstelrecht. Ook kwamen de Bianchi Herstelrecht Stichting en de Stichting Restorative Justice Nederland tot stand. Er waren nog maar weinig verbindingen tussen het strafrecht en de ‘mediators’, daar hun domein vooral het civiel en bestuursrecht was. Mede onder invloed van Europese regelgeving (Kaderbesluit en later Richtlijn inzake slachtofferrechten) werd in 2007 landelijk de mogelijkheid ingevoerd om als slachtoffer en dader van een strafbaar feit een gesprek met elkaar te voeren: het zogeheten slachtoffer-dadergesprek. Tegenwoordig spreekt men van bemiddeling. Dat gesprek ziet primair op emotioneel en relationeel herstel en vindt in principe plaats los van (lees: voor, naast of na) het strafproces – en het heeft er dan ook in beginsel geen invloed op. Vanaf 2011 is er in Nederland geëxperimenteerd met mediation in strafzaken: eerst kleinschalig in Amsterdam, daarna grootschaliger in meerdere arrondissementen. Na een relatief positieve evaluatie van alle pilots is de praktijk van mediation in strafzaken in 2017 landelijk uitgerold. Iedere rechtbank en ieder gerechtshof beschikt inmiddels over een mediationbureau. Onafhankelijke mediators die de opleiding tot mediator in strafzaken hebben gevolgd begeleiden de mediation.

Bij mediation gaat het – anders dan bij een slachtoffer-dadergesprek of bemiddeling – om een gebeuren dat zich afspeelt in het strafproces. In het kader van mediation hoeft het niet alleen te gaan om emotioneel en relationeel herstel, ook kunnen afspraken worden gemaakt tussen dader en slachtoffer om tot herstel van (im)materiële schade te komen. In de praktijk worden bij een mediation in strafzaken vaak niet alleen procespartijen betrokken, maar ook anderen die geraakt zijn door de gedraging van de dader. Denk aan familieleden, buren en aan personen die de dader of verdachte en het slachtoffer of de nabestaanden ondersteunen. De afspraken die partijen maken worden neergelegd in een overeenkomst, waarmee de officier van justitie dan wel de rechter rekening houdt bij zijn afdoening respectievelijk sanctionering (art. 51h lid 2 Sv). Naast deze twee herstelrechtvoorzieningen kennen we in Nederland de herstelconferentie. Daarbij spelen niet alleen slachtoffer en dader een rol maar ook andere betrokkenen, zoals buurtgenoten, collega’s, teamleden, de wijkagent, de gemeente enzovoort, afhankelijk van de context waarin het strafbare feit dat is gepleegd. Vooralsnog staat de herstelconferentie in het strafrecht in Nederland in de kinderschoenen. Bemiddeling en mediation zijn inmiddels sterker ontwikkeld. Naast herstelrechtvoorzieningen kennen we in Nederland ook nog tal van herstelgerichte praktijken,  zoals herstelgerichte detentie en herstelgericht werken binnen reclassering en slachtofferzorg. Opvallend is dat in ons tijdsgewricht de herstelgerichte initiatieven in het domein van het recht (mediation in strafzaken, herstelbemiddeling en andere voorzieningen in het strafproces) toegroeien naar het sociale domein, zoals buurtbemiddeling en herstelgerichte praktijk in de zorg. De samenhang die daardoor ontstaat schept nieuwe mogelijkheden, zoals het eenvoudig kunnen opschalen wanneer dat nodig is. Een mooi voorbeeld is de burenruzie, die vanuit een buurtbemiddeling kan worden opgeschaald naar mediation in het strafrecht, wanneer er een strafbaar feit is gepleegd.

3. Herstelrecht in het ‘centrale gezag’ van Suriname

Het Openbaar Ministerie in Suriname hanteert bij het afhandelen van sommige strafzaken op beperkte schaal herstelrechtelijke toepassingen. Deze strafrechtelijke voorzieningen hebben als doel vergoeding of herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade en de afdoening van de zaak buiten proces. Deze strafrechtelijke voorzieningen richten zich niet op daadwerkelijke genoegdoening voor het slachtoffer. Van herstel van de verstoorde relatie tussen de dader en slachtoffer is geen sprake.

Ook in de strafvorderlijke context is van een wederzijds herstel voor dader en slachtoffer (nog) geen sprake. De kantonrechter kan het slachtoffer, die zich in een strafzaak voegt, een financiële compensatie voor geleden (im)materiële schade toekennen. Sinds maart 2015 is een schadevergoedingsmaatregel opgenomen in het Surinaams Wetboek van Strafrecht. Deze maatregel kan alleen worden opgelegd als de verdachte voor het schadeveroorzakende feit wordt veroordeeld. Er moet sprake zijn van schade in civielrechtelijke zin. Toekenning van een vordering van immateriële schadevergoeding heeft vooralsnog niet plaatsgevonden.

Invoering van herstelgericht werken in de strafrechtelijke context is voor de Surinaamse rechtspraak een eerste aanzet om te komen tot herstel van de verstoorde relatie tussen dader en slachtoffer. Het herstelrecht sluit aan bij de praktische uitvoering van alternatieve straffen en maatregelen van het Surinaams Wetboek van Strafrecht, welke herstelrechtelijke toepassingen alleen betrekking hebben op herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade. Door de erkenning en voorziening van herstelrecht binnen het strafrecht worden de mogelijkheden voor genoegdoening ten behoeve van het slachtoffer verruimd. Dit draagt bij aan de psychische verwerking van het slachtoffer en de sociaal-maatschappelijke re-integratie van de dader.

Het ministerie van Justitie en Politie plaatst het herstelrecht in het kader van het waarborgen van de naleving van de rechten van de mens. Deze visie sluit aan bij de zaak van de Moiwana Gemeenschap tegen Suriname, waarbij sprake is geweest van schending van mensenrechten op 29 november 1986. Het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens heeft in 2005 ondergane immateriële schade (psychische, psychologische en emotionele) van de nabestaanden van de slachtoffers erkend en de staat de verplichting opgelegd tot het verschaffen van adequaat herstel alsmede tot de verplichting tot het publiekelijk bieden van verontschuldigingen.

Binnen de Marrongemeenschappen wordt het herstelrecht al eeuwenlang gepraktiseerd en het wordt beschouwd als een vorm van genoegdoening voor het slachtoffer en diens familie. De zaak wordt beslecht in een dorpsbestuursvergadering (krutu), waarbij het slachtoffer aangeeft welke vorm van herstel dient plaats te vinden. Deze vorm van rechtspleging vindt geen erkenning in het wettelijke systeem van het Surinaamse centraal gezag.

In Suriname is sprake van rechtspluralisme. Dat betekent dat niet sprake is van één Surinaams strafrecht. Evenmin kan men spreken van één Surinaamse maatschappij. Men kent verschillende ‘maatschappijen’, met hun eigen rechtsvoorschriften en eigen rechtsordes. Voor wat betreft de toepassing van strafrecht binnen de Marrongemeenschappen geldt dat de justitiabelen precies weten welke sancties op overtredingen staan. Voorts wordt met tamelijk grote nauwkeurigheid de strafsoort en -maat bepaald. Een exacte beschrijving kan nog niet worden gegeven. In het onderzoek zal onder andere de filosofie die ten grondslag ligt aan het strafrecht in de Marrongemeenschappen worden beschreven. Mogelijk leidt dit tot aanbevelingen aan de wetgever.

4. Samenwerking met lokale gemeenschappen als onontbeerlijk onderdeel

De belangstelling voor het traditioneel recht en de herstelpraktijken bij de Inheemse volken – de oorspronkelijke bewoners van Suriname – en bij de nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen die tijdens de koloniale periode uit de plantages zijn gevlucht en nieuwe gemeenschappen hebben gesticht (zoals de Saramakka, Aukaners/Ndjuka en Boni/Aluku, de “Marrongemeenschappen”) is uniek en van groot belang. Deze Inheemse en Marrongemeenschappen worden vaak ten onrechte aangemerkt als “in stamverband levende tribale samenlevingen”. Vanaf de eerste ontmoetingen werden zij door de Europeanen bestempeld als “sans roi, sans foi, sans loi” (zonder koning, zonder geloof, zonder recht).

De Inheemse geschiedvertelling –in toenemende mate ondersteund door historisch en archeologisch bewijs– verhaalt over de aanwezigheid van koningen of ‘chieftains’ bij de oorspronkelijke bewoners van het Amazonegebied, inclusief Suriname. Ook is er veel geschreven over het inheemse mens- en wereldbeeld en het Inheems geloof. Het is helaas nog zo dat enkel de drie grote wereldreligies (jodendom, christendom, en islam) als “geloof” worden erkend, terwijl dat met de inheemse religie niet het geval is. Het “traditionele recht” is nooit eerder bestudeerd, omdat de Europeanen vanaf de eerste ontmoetingen met de Inheemsen er ten onrechte van uit zijn gegaan dat Inheemsen geen recht en de rechtspraak kenden. Dit Twinning-project betekent – en dat is nieuw - dat Europeanen én het statelijke justitieapparaat van Suriname het bestaan van recht en rechtspraak bij de Inheemsen van Suriname erkennen.

Samenwerking met lokale gemeenschappen is een onontbeerlijk onderdeel van dit Twinning-project, omdat het recht en rechtspraak bij Inheemse- en Marrongemeenschappen nooit eerder in detail en in zijn geheel is bestudeerd en beschreven. In de twintigste eeuw is een beeldvorming ontstaan van het traditioneel recht die nog altijd de boventoon voert in populaire en populair-wetenschappelijke publicaties, maar die niet overeenkomt met de werkelijkheid. De leden van de Inheemse en Marrongemeenschappen bezitten de meeste kennis van het traditioneel recht en de traditionele rechtspraak. Deze kennis is verankerd in lokale talen. Daarom is het van belang een hechte samenwerking aan te gaan met de verschillende lokale gemeenschappen, zodat de beschrijving van praktijken en concepten gedegen kunnen worden uitgewerkt. Men dient zich te realiseren dat het voor de eerste keer is dat termen en concepten vertaald zullen worden naar en vanuit de talen om de beschrijving van concepten gedegen uit te werken.

Onderwerpen die aan de orde zijn in dit Twinning-project liggen gevoelig. Dat betekent dat de onderzoekers zich moeten bezinnen op onderzoeks-ethische vragen. Daarom is het nodig dat zij worden bijgestaan door een antropoloog die een opleiding heeft genoten in de holistische four-field anthropology approach, en ruime ervaring heeft in samenwerking met Inheemse en Marronsamenlevingen. Het project kan ertoe bijdragen de synergie tussen traditioneel recht en formeel (straf)recht te verdiepen. Aldus mag een bijdrage aan het proces van healing and reconciliation van Inheemse- en Marrongemeenschappen worden verwacht.

Vanuit de lokale Inheemse gemeenschappen klinkt de reactie dat dit project toegevoegde waarde heeft voor de erkenning van het bestaan van de leefwijze zoals de autochtonen die van oudsher kennen. De Inheemse wet is er één van inclusiviteit. De tot slaaf gemaakte personen die van de plantages gevlucht waren om te ontsnappen aan de dagelijkse martelingen, in nood verkeerden en om bescherming vroegen, sloten vriendschappen met de Inheemsen. Dit deed hen besluiten de Marrongemeenschappen in de buurt van Inheemse gemeenschappen te vestigen. Het was tevens een teken van bescherming die de Inheemsen boden aan de Marrondorpen. De Marrongemeenschappen hebben veel geleerd van de Inheemsen, zoals voedsel verbouwen en verwerken, gebruiksvoorwerpen maken, boten bouwen en de medicinale kennis van planten en kruiden. Vaak is deze kennis verweven met de kennis vanuit Afrika. Deze studie geeft mogelijk ook inzicht in de vraag, in hoeverre de rechtspraak in Marrongemeenschappen gebaseerd is op Afrikaanse cultuur en welke aspecten zijn overgenomen van de Inheemse rechtspraak. Volgens de Inheemse wet was er vrijheid van godsdienst. Zo konden de Afrikaanse diaspora-gemeenschappen hun Winti beoefenen en konden katholieke missionarissen en protestante zendelingen zich in de Inheemse dorpen vestigen. Volgens de Inheemse wetgeving mocht een ieder zich vrijelijk in het land bewegen dat hem was toegewezen.

5. Afronding van het project

Volgend jaar, 25 november 2020, wordt het 45-jarig jubileum van de onafhankelijkheid van Suriname gevierd. Hopelijk is dan het herstelrecht in (de binnenlanden van) Suriname meer inzichtelijk geworden en kan een eerste betekenisvolle vergelijking met de Nederlandse herstelrechtpraktijken worden gemaakt. Dat zou de banden tussen Nederland en het onafhankelijke Suriname op een mooie manier versterken.

“Dat de wettelijke erkenning van de rechten van tribalen een conditio sine qua non (belangrijke voorwaarde) is voor de ontwikkeling van deze groepen en hun gebieden en dat de toegang voor deze groepen tot de rechter en het bestuur belemmerd wordt vanwege de concentratie van het bestuur en rechtspraak in Paramaribo.”  Dit is een belangrijk citaat uit de toespraak van de waarnemend President van het Hof van Justitie mr. Rasoelbaks, op de Conferentie vanwege het 30-jarig jubileum van de Stichting Juridische Samenwerking Suriname-Nederland (SJSSN). Dit onderdeel krijgt zeker aandacht binnen het Twinning-project waarvoor wij januari 2020 afreizen naar (de binnenlanden van) Suriname. 

De Stichting Mens en Strafrecht zal in nauwe samenwerking met de andere betrokkenen bij dit Twinning-project de bevindingen afronden met een tweelandenconferentie aan de Universiteit Maastricht. Alle betrokken professionals en andere geïnteresseerden in Nederland en Suriname zullen daarvoor in 2021 worden uitgenodigd.

Wij laten van ons horen!

Auteurs:

Alrik de Haas, Jacques Claessen, Makiri Mual, Renzo Duin, Rinette Djokarto, Ellen Jordan, Inge Pierre en Theo de Roos

Foto: R. Duin