‘We ontkomen er niet aan om digitaal te gaan procederen’

‘We ontkomen er niet aan om digitaal te gaan procederen’
10 juli 2017

Steeds vaker worden juristen verplicht om digitaal te procederen. Sinds maart in civiele vorderingszaken bij de Hoge Raad, vanaf 12 juni in asiel- en bewaringszaken bij alle rechtbanken, en per september in handelszaken bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland. “Ook zaken die onder het burgerlijk procesrecht vallen, ontkomen niet aan digitalisering”, concludeert Marc van Zanten, advocaat en hoofdredacteur van Sdu tijdschrift BER.

Ooit zei de Amerikaanse president John F. Kennedy (1917-1963): ‘Verandering is de wet van het leven. Zij die alleen naar het verleden of heden kijken, missen zeker de toekomst.’ En in zekere zin geldt dat ook voor advocaten. Ook de rechtspraak in Nederland moet inspelen op de toekomst en zich aansluiten bij de digitalisering van de samenleving. Met het programma KEI - Kwaliteit en Innovatie rechtspraak - willen de Raad voor de rechtspraak en de minister van Veiligheid en Justitie de rechtspraak in ons land moderniseren. Daarmee ook digitaliseren. “Een ontwikkeling die alle juristen gaan voelen”, meent Marc van Zanten, advocaat en partner binnen de Praktijkgroep Banking & Finance van CMS in Amsterdam.

‘Ook de rechtspraak in Nederland moet inspelen op de toekomst en zich aansluiten bij de digitalisering van de samenleving’

Anders je werk gaan verrichten

“Onder het nieuwe burgerlijk procesrecht starten dit jaar twee rechtbanken met verplicht digitaal procederen in civiele zaken. Vanaf september verplichten de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland om voor handelszaken (vorderingen boven € 25.000) digitaal te procederen. In het voorjaar van 2018 wordt dat, als alles goed gaat, landelijk verplicht.” Volgens Van Zanten betekent dit een grote verandering voor de wijze waarop procesadvocaten en rechters hun werk in de toekomst gaan verrichten. “De grootste veranderingen zijn de digitalisering en het tijdmanagement door andere, wispelturige, termijnen en de nadruk op de comparitie (en geen pleidooi meer). Ook wordt de procesinleiding anders.” Het Sdu tijdschrift Beslag, Executie & Rechtsvordering in de praktijk (BER) - online en print - publiceerde in juni van dit jaar hierover een lezenwaardig artikel (auteur: R. Wieringa, pagina 19-23).

Twee jaar hoofdredacteur

Dat Van Zanten het artikel uit BER tipt is niet verwonderlijk. Sinds de oprichting van het blad in 2011 is hij ook lid van de redactie, de laatste twee jaar vervult hij de rol van hoofdredacteur. “Het burgerlijk procesrecht is een veelomvattend rechtsgebied dat varieert van dagvaardingen, beslag en kort gedingen tot hoger beroep en cassatie. BER besteedt aandacht aan alle aspecten van deze onderwerpen. Ook de gerechtelijke tenuitvoerleggingen van uitspraken komen uitgebreid aan bod, net als de vele vormen van rechtspleging.”

Geschil vroegtijdig onderling bespreken

Volgens Van Zanten zijn er ook veranderingen op komst rond het bewijsrecht in civiele procedures. Een expertgroep zond een advies naar de minister van V&J die dat recent weer doorstuurde naar de Tweede Kamer. De experts - mr. A. Hammerstein, prof. mr. W.D.H. Asser en prof.mr. R.H. de Bock - adviveren een ‘preprocessuele mondelinge behandeling’ in te voeren. Onder leiding van een rechter kunnen de betrokken partijen daarmee hun geschil vroegtijdig en voorafgaand aan een echte procedure met ekaar bespreken. Samen met de rechter bekijken ze of en zo ja welke bewijsverrichtingen nodig zijn om een compleet beeld van de feiten te krijgen. Bewijsverrichtingen kunnen een voorlopig getuigenverhoor of deskundigenverhoor zijn.

Verplicht elkaar stukken te tonen

Van Zanten: “Wordt het advies overgenomen, dan zijn partijen verplicht om bepaalde stukken in te brengen. Dat is goed voor de waarheidsbevinding. Nu nog moet de wederpartij moeite doen om die waarheid boven tafel te brengen. Ook Ton Jongbloed, hoogleraar executie- en beslagrecht aan de Universiteit Utrecht, deelt dit advies. Als partijen vooraf alle informatie rond een geschil kunnen verzamelen en dat direct aan de rechter voorleggen, kun je het geschil wellicht ook nog beter onderling met elkaar oplossen. In diverse gevallen is een civiele procedure dan niet meer nodig, meent hij. Het kan straks zelfs voorkomen dat er al zoveel bewijsstukken op tafel liggen, dat een partij afziet van werkelijk procederen en tot betaling overgaat.”

Ook stellen de experts voor om de regeling van het inzagerecht te wijzigen. Voorafgaand aan de civiele procedure zijn partijen verplicht over en weer relevante informatie te verstrekken. Elke partij moet in beginsel aan een informatieverzoek meewerken. “Deze modernisering van het bewijsrecht moet tot meer efficiency leiden en de kwaliteit van de rechtspraak verbeteren.”

Liefde voor het burgerlijk procesrecht

Veranderingen als deze komen, zoals gezegd, uitgebreid aan bod in BER, het enige tijdschrift over burgerlijk procesrecht. Het blad verschijnt zes keer per jaar, in 2018 wordt de frequentie verhoogd naar acht keer. Het team achter de uitgave bestaat uit twaalf medewerkers, onder wie zeven redacteuren. Daarnaast werkt de redactie uiteraard met zeer veel externe auteurs. “Het is leuk om te zien dat iedere betrokkene z’n liefde voor het burgerlijk procesrecht heeft, en daar ook iets mee doet. Komt iemand met een voorbeeld uit de praktijk, dan kan de ander dat weer prima aanvullen. De teamleden variëren in achtergrond. De één is advocaat, de ander werkt in de rechterlijke macht of de deurwaarderij en een derde heeft weer ervaring opgedaan in de universitaire wereld. Die verschillen maken het samenstellen van een uitgave interessant.” De samenwerking binnen de redactie en met de uitgever is voor Van Zanten zeer inspirerend. “Met BER dragen we bij aan het verder ontwikkelen van het recht. We proberen uit te dagen tot discussie.”

Nu gemakkelijker beslagleggen

Dat zal ook zeker het geval zijn bij een derde ontwikkeling binnen burgerlijk procesrecht. “Per 18 januari 2017 is de Verordening Europees bankbeslag van toepassing. Dat maakt het innen van grensoverschrijdende schuldvorderingen voor burgers en bedrijven eenvoudiger. Voorheen had je soms te maken met rechters die het verboden om beslag te leggen op een buitenlandse bankrekening van een debiteur. Vaak wist je ook niet eens waar die zijn geld had gestald. Een deurwaarder moest dan maar zien hoe aan het geld te komen. Een bijna onmogelijke taak. Nu zijn de regels binnen de EU dus overal gelijkgetrokken. Nu kun je in een internationale zaak, voordat een vonnis is geveld, aan de rechter vragen beslag te leggen op de buitenlandse bankrekening. En, als je al een vonnis hebt, kan de rechter alle banken sommeren aan te geven of die betreffende debiteur bij hen bankiert. Uiteraard zonder dat de debiteur dit weet. Want anders loop je de kans dat die snel al z’n geld van de bankrekening afhaalt. De nieuwe verordening zorgt ervoor dat crediteuren eerder hun geld krijgen. En het zal zeker tot minder faillissementen leiden. Waar verandering al niet toe kan leiden.”

‘De rechter kan nu in internationale kwesties banken sommeren aan te geven of een betreffende debiteur bij hen bankiert’

Wie is Marc van Zanten?

Marc is advocaat en partner binnen de Praktijkgroep Banking & Finance van CMS in Amsterdam. Hij is gespecialiseerd in insolventierecht, burgerlijk procesrecht en bestuurdersaansprakelijkheid. Marc heeft ruime ervaring als curator in faillissementen en als beoogd curator in pre-packs.

Daarnaast adviseert hij (internationale) ondernemingen over faillissementsrechtelijke vraagstukken, reorganisatie en over burgerlijk procesrecht, waaronder beslag- en executierecht. Verder verzorgt hij regelmatig gastcolleges, publiceert hij in tijdschriften, is hij hoofdredacteur van SDU tijdschrift BER, raadsheer-plaatsvervanger in het Hof Den Bosch en is hij onder meer lid van de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten.




Opmerkingen