Naar de inhoud

13. Voorlopige voorziening, 13.2. Connexiteitsvereiste(Ziekte en re-integratie)

Deze paragraaf is bijgewerkt tot 5 juli 2017 door mr. J.E. Jansen

Een voorlopige voorziening kan worden gevraagd zodra een bezwaar- of beroepsprocedure is gestart. Er moet samenhang zijn met een bezwaar- of (hoger) beroepsprocedure (de bodemprocedure). Dat wordt het connexiteitsvereiste genoemd (CRvB 15 januari 2014, nr. 13/5539 WW-VV, USZ 2014/70, JB 2014/70, met noot van A.M.M.M. Bots, ECLI:NL:CRVB:2014:55).

Als die samenhang er niet (meer) is, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verwezen kan onder andere worden naar de uitspraak van de president van de Centrale Raad van Beroep van 12 juli 1994 (JB 1994/191), waarin het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat verzoeker niet kon worden ontvangen in de hoofdprocedure. Ook in het geval waarin het hoger beroep werd ingetrokken, bestond er geen connexiteit meer, zodat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard (CRvB 11 juli 1994, JB 1994/212).

Er is een kleine uitzondering op het connexiteitsvereiste. Het kan voorkomen dat hangende bezwaar een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend. Als nu op het bezwaar wordt beslist voordat het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting, wordt strikt genomen niet meer voldaan aan het connexiteitsvereiste. In deze situatie heeft de verzoeker de kans beroep in te stellen, waarna het verzoek om een voorlopige voorziening verder wordt behandeld (art. 8:81, lid 5, Awb).

Het verzoek…