6. De premies werknemersverzekeringen aangeven en afdragen, 6.6. Verjaring(Ziekte en re-integratie)
Deze paragraaf is bijgewerkt tot 12 juli 2012
De premie dient te worden vastgesteld binnen vijf jaar na het eind van het kalenderjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.
Bepalend voor het stuiten van de verjaring is het moment waarop de Belastingdienst de premievaststelling op zodanige wijze heeft afgerond, dat de werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte is gebracht. De mededeling van de premievaststelling moet dus voor 1 januari zijn verzonden. De Centrale Raad van Beroep gaat hierbij uit van de verzendingstheorie, dat wil zeggen dat wordt gekeken naar het moment van verzending en niet naar het moment van ontvangst, zoals gebruikelijk is in het burgerlijk recht.
Door de Centrale Raad van Beroep is bepaald dat onder de premievaststelling moet worden verstaan de premienota (CRvB 7 december 1988, Premie 1984/98, RSV 1987/189, LJN: AK7473 en CRvB 21 februari 1990, Premie 1987/152, RSV 1991/1, LJN: AK9100). Dit betekent dat, als de premienota binnen de vijfjaartermijn is verzonden, geen sprake meer is van verjaring, ook niet als de werkgever bezwaar maakt tegen deze nota en de beslissing op bezwaar ter zake van deze premie wordt uitgereikt na afloop van de termijn van vijf jaar.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de zogenoemde spontane beslissingen. Het betreft hier de aansprakelijkstellingen. Aangezien het daarbij gaat om hoofdelijke aansprakelijkheid, in plaats van een premievaststelling, is door de rechter bepaald dat hier de termijn van vijf jaar slechts wordt gestuit door de beslissing zelf (CRvB 27 juni 1990, Premie 1989/76, RSV 1991/27, LJN: ZB5696).
Let op!
De verjaringstermijn van vijf jaar geldt voor…