Naar de inhoud

Aanleg gratis toegankelijk 'Baltisch mythologisch ontdekkingspad': rechtstreeks en onmiddelijk verband met econonomische activiteit?

Samenvatting

De Litouwse vennootschap Sveda heeft in 2012 een zogenoemd Baltisch mythologisch recreatief ontdekkingspad opgezet. Daarvoor werden wegen, trappen, uitkijkposten, een plaats voor kampvuren, een informatiestand en parkeerruimte aangelegd. De werkzaamheden voor de aanleg van dit ontdekkingspad werden uitgevoerd in het kader van een overeenkomst die Sveda met het nationaal subsidiefonds van het ministerie van Landbouw had gesloten. Daarin was bepaald dat Sveda het ontdekkingspad gratis moest openstellen voor het publiek. Volgens de overeenkomst zou het subsidiefonds maximaal 90% van de door Sveda gemaakte kosten voor de aanleg van het pad vergoeden in de vorm van ‘financiële hulp’. Sveda is voornemens om in de toekomst aan bezoekers van het ontdekkingspad diensten tegen betaling gaan aanbieden, zoals de verkoop van levensmiddelen of souvenirs.

Sveda trok in haar btw-aangifte de btw af die zij tijdens de aanleg van het ontdekkingspad had betaald voor de aankoop van goederen en diensten. De Litouwse belastingdienst weigerde deze btw-bedragen terug te betalen, omdat niet was aangetoond dat de door Sveda aangekochte prestaties dienden voor een activiteit die aan btw is onderworpen.

De Litouwse rechter heeft de volgende prejudiciële vraag gesteld:

Kan art.168 Btw-richtlijn worden uitgelegd dat een belastingplichtige recht heeft op aftrek van de voorbelasting die hij heeft voldaan bij de vervaardiging of de verwerving van investeringsgoederen die bestemd zijn voor gebruik voor bedrijfsdoeleinden en die rechtstreeks bedoeld zijn voor gratis gebruik door het publiek, maar kunnen worden beschouwd als een middel om bezoekers te trekken naar een plaats waar de belastingplichtige voornemens is goederenleveringen en/of diensten te verrichten in het kader van zijn economische activiteiten?

A-G Kokott constateert dat…