Naar de inhoud

Aanscherping van de substancevereisten

In de afgelopen jaren zijn er veel maatregelen genomen om belastingontwijking door verdragsmisbruik te voorkomen. Eén van de problemen was dat concerns gebruik maakten van de gunstige Nederlandse fiscale wetgeving en het verdragennetwerk, zonder dat deze ondernemingen daadwerkelijk binding hadden met Nederland.

Eén van de maatregelen bestond uit de minimumeisen voor ‘substance’ in Nederland. Dit betekent dat een vennootschap voor haar activiteiten over de daarvoor passende materiële activa en personele bezetting beschikt. Als de onderneming niet aan de substance vereisten voldoet, dan worden bepaalde voordelen aan de vennootschap ontzegd.

Fiscale vestigingsplaats vs. substancevereiste

Het substancevereiste bepaalt niet de fiscale vestigingsplaats van de onderneming. Voor de fiscale vestigingsplaats geldt art. 4 AWR en eventueel de relevante verdragsbepaling. Wel is de ervaring dat de ‘substancevoorwaarden’ worden gebruikt als omstandigheid bij het vaststellen van de fiscale vestigingsplaats van een onderneming.

Substancevereiste

Het substancevereiste is met name relevant voor dienstverleningslichamen, ook wel doorstroomvennootschappen genoemd. Het gaat hierbij om (groeps)financierings- of licentievennootschappen die gebruik willen maken van het Nederlandse verdragsnetwerk.

BZ201701-55144P22FIG

NL bv wordt in deze situatie vaak opgericht, omdat een directe financiering van moeder aan dochter zou leiden tot bronbelasting op de rentebetalingen van dochter aan moeder. De bronheffing wordt voorkomen door de gunstige Nederlandse belastingverdragen.

Op grond van art. 8c Wet Vpb 1969 kan NL bv alleen de rentebaten en rentelasten in aanmerking nemen als NL bv aan de substancevereisten voldoet en als NL bv reëel risico loopt met betrekking tot de financiering. Is dat niet het geval, dan zal de Belastingdienst informatie uitwisselen met de landen A en C. Waarbij A en C (bron)belasting zullen…