Naar de inhoud

Aflopend aanmerkelijk belang: Hoge Raad hakt knopen door

Wie een aanmerkelijk belang heeft en door verkoop van aandelen (of door emissie aan derden) uit die positie geraakt, wordt nog gedurende vijf jaar als houder van een 'aflopend ab' belast voor de winst uit de aandelen die hij dan nog bezit.

Hoe zit het nu echter met nieuwe aandelen die een 'aflopend ab-houder' verwerft?

Om te beginnen is het mogelijk dat opnieuw een 'echt' aanmerkelijk belang ontstaat, wat onder andere betekent dat de vijfjaarsperiode geen rol meer speelt.

Het kan ook zijn dat er geen 'echt' ab ontstaat. Dan doet zich de vraag voor of er op de nieuwe aandelen een ab-claim rust. Anders gezegd: leidt vervreemding van de nieuwe aandelen binnen de vijfjaarsperiode tot ab-heffing?

In de literatuur waren de opvattingen verdeeld. De Hoge Raad heeft nu in een tweetal arresten de knoop doorgehakt en heeft daarbij de strekking van het ab-regime tot maatstaf genomen.

Het eerste geval betreft bijgekochte aandelen. Deze gaan niet tot het aflopend aanmerkelijk belang behoren. De werking van de lifo-regel strekt zich ook over deze aandelen uit. Bij vervreemding van aandelen worden dus de bijgekochte aandelen geacht het eerste te zijn verkocht. Dat is gunstig, want juist op deze aandelen rust geen ab-claim.

De tweede procedure betreft aandelen die zijn uitgereikt ten laste van agioreserve. In feite geven deze aandelen recht op een gedeelte van de rechten die in het oorspronkelijke aanmerkelijk belang waren belichaamd. Om die reden gaan deze bonusaandelen wèl tot het aflopend ab behoren. Een daarop gemaakte verkoopwinst is belast.

HR; …