Afsplitsing met oog op verkoop onderneming is geen zakelijk motief
Samenvatting
B bv wenst de onderneming van C bv over te nemen. B bv wil echter een aantal activa niet overnemen. Er wordt gekozen om de onderneming die B bv niet wil overnemen af te splitsen in een nieuw op te richten vennootschap. Bij de over te dragen activa behoren onroerende zaken. Belanghebbende heeft verzocht om toepassing van de zogeheten splitsingsvrijstelling voor onder meer de overdrachtsbelasting. Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen. Belanghebbende heeft na de splitsing de overdrachtsbelasting voldaan en bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen de eigen aangifte. In geschil is of belanghebbende recht heeft op de splitsingsvrijstelling. De rechtbank oordeelt van niet. De vraag is of er sprake is van zakelijke motieven voor de splitsing. Deze vraag dient beantwoord te worden vanuit de positie van de bij de splitsing betrokken rechtspersonen. Voor deze rechtspersonen moet de splitsing zijn ingegeven op basis van bedrijfseconomische motieven als duurzame rationalisatie of herstructurering. De afsplitsing heeft plaatsgevonden met het oog op de verkoop, hetgeen in dit opzicht geen zakelijke overwegingen zijn.
(Beroep ongegrond.)
Commentaar
Daar is dan eindelijk de eerste rechterlijke uitspraak over de toepassing van de splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting van art. 15, lid 1, onderdeel h, Wet BRV.
Art. 5c Uitv.besl. BRV bevat als voorwaarde voor de toepassing van de splitsingsvrijstelling een identieke antimisbruiktoets zoals deze ook geldt voor onder andere de splitsingsfaciliteit in de vennootschapsbelasting (art. 14a, lid 6, Wet VPB 1969). De hoofdregel hierbij is dat de splitsingsvrijstelling niet geldt indien de splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Vervolgens bevat de antimisbruiktoets een tweetal bewijsvermoedens…