Naar de inhoud

Art. 4.12a Wet IB 2001 'nieuwe stijl'

1. Inleiding

Met ingang van 1 januari 2016 wordt art. 4.12a Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) versoepeld.2 Deze versoepeling vormt de codificatie van het beleidsbesluit van 17 september 2014.3 Daarin is kort gezegd goedgekeurd dat de faciliteit van art. 4.12a Wet IB 2001 wordt uitgebreid naar de reeds bij de legataris/erfgenaam in bezit zijnde aandelen/winstbewijzen.

In dit artikel bespreek ik de wetswijziging en de praktijksituatie waarvoor die is geschreven (paragraaf 2). Vervolgens behandel ik een drietal ‘afgeleide’ praktijksituaties (paragraaf 3) om de reikwijdte van de wetswijziging inzichtelijk te maken. De vraag die in dit artikel centraal staat, is: wat valt onder het nieuwe art. 4.12a Wet IB 2001 en wat niet? Ik sluit af met een conclusie (paragraaf 4).

2. Wetswijziging art. 4.12a Wet IB 2001

Alvorens op de wetswijziging in te gaan, schets ik kort de historie van art. 4.12a Wet IB 2001. Dit artikel is ingevoerd met ingang van 1 januari 2010. Sindsdien leidt de vererving van in een aanmerkelijk belang belichaamd beleggingsvermogen tot afrekening van de aanmerkelijkbelangclaim.5 Als de over het vervreemdingsvoordeel verschuldigde inkomstenbelasting vervolgens door de erfgenamen moet worden voldaan, is het wellicht nodig om een dividenduitkering te doen (afhankelijk van de overige beschikbare middelen).6 Over dat dividend zou dan inkomstenbelasting verschuldigd zijn, terwijl het eerder al onderdeel vormde van het bij overlijden in aanmerking genomen vervreemdingsvoordeel. Dat is ‘dubbelop’ en daarom bepaalt art. 4.l2a Wet IB 2001 dat binnen 24 maanden…