Naar de inhoud

Art. - Actualiteiten rondom de invordering van verbeurde dwangsommen

In de achterliggende periode zijn er een aantal interessante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) geweest die betrekking hebben op de invordering van verbeurde dwangsommen. In deze uitspraken kwamen de volgende, voor de praktijk van belang zijnde, vragen aan bod (1) welk bewijs mag een aan invorderingsbeschikking ten grondslag worden gelegd? (2) kan de aanzegging in een exploot worden aangemerkt als stuitingshandeling? (3) wanneer is iets aan aanmaning? Aan de hand van recente jurisprudentie van de Afdeling zal in deze bijdrage worden ingegaan op deze vragen.

Inleiding

Wordt de door het bestuursorgaan opgelegde last overtreden, dan worden van rechtswege de daaraan gekoppelde dwangsommen verbeurd. Indien betaling van de verbeurde dwangsom uitblijft, dient het bestuursorgaan over te gaan tot invordering. Aan het belang van invordering dient een zwaarwegend gewicht te worden toegekend. Verbeurde dwangsommen moeten daarom in beginsel worden ingevorderd, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot het (deels) afzien van invordering.1 In de rechtspraak wordt zelden aangenomen dat sprake is van bijzondere omstandigheden.2

De invordering van verbeurde dwangsommen kent verschillende procedurele stappen.3 Uit artikel 5:37 lid 1 Awb volgt dat het bestuursorgaan allereerst bij beschikking ‘omtrent de invordering van de dwangsom beslist’ alvorens zij overgaat tot het aanmanen. Pas nadat de invorderingsbeschikking is genomen, en wanneer betaling is uitgebleven, dient het bestuursorgaan dus aan te manen. De aanmaning dient te voldoen aan de in artikel 4:112 Awb vastgelegde eisen. Indien niet binnen de overeenkomstig artikel 4:112 Awb gestelde aanmaningstermijn de verbeurde dwangsom (volledig) …