Art. - De administratieplicht van het bestuur bij holdingmaatschappijen
In dit artikel wordt bepleit dat de administratieplicht uit artikel 2:10 BW ruimer moet worden uitgelegd en dat dit met name bij holdingmaatschappijen die centrale leiding geven van belang is. De stelling wordt onderbouwd onder verwijzing naar de tekst van artikel 2:10 BW, de wetsgeschiedenis en relevante jurisprudentie.
Inleiding
Meer dan vroeger drijven grote (multinationale) bedrijven hun onderneming in ingewikkelde vennootschappelijke structuren. Hoewel de verschijningsvormen divers zijn, is de gemene deler dat de bedrijven meestal centraal worden aangestuurd door een holding. Wanneer dergelijke bedrijven in financiële problemen komen, is het niet ongebruikelijk dat de holding in een formele insolventieprocedure belandt.
Bij een faillissement van een vennootschap wordt een curator aangesteld. Een van de taken van een curator is het doen van onderzoek naar de oorzaken van het faillissement en de rol van het bestuur van de vennootschap daarin. Schending van de wettelijke administratieplicht kan in faillissement leiden tot aansprakelijkheid van het bestuur voor het faillissementstekort. Vooral in verband met deze mogelijke aansprakelijkheid is de wettelijke administratieplicht in de praktijk van groot belang. Over een schending van de wettelijke administratieplicht wordt veelvuldig geprocedeerd. Wat die wettelijke administratieplicht exact inhoudt, is echter niet zonder meer duidelijk.
In dit artikel bepleiten wij een ruime uitleg van de administratieplicht voor vennootschappen, meer in het bijzonder holdingvennootschappen. Onze stelling is dat de toets in het kader van de administratieplicht niet beperkt moet worden tot de vermogenstoestand van de rechtspersoon, maar uitgebreid moet worden naar alle elementen van de administratie die noodzakelijk zijn voor het besturen van de onderneming. Naast documentatie en informatie die (direct) gerelateerd is aan de vermogenstoestand, zoals inzicht in…