Art. - De turboliquidatie 2.0: over plof-BV’s, plofkippen en lege boedels
Met het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 inzake Hoeksma q.q./R.M. Trade over de verzetmogelijkheid van de curator bij een lege boedel, heeft het instrument van de turboliquidatie een steviger fundament gekregen. De Hoge Raad wijst immers expliciet naar de weg van art. 2:19 BW ingeval er geen baten aanwezig zijn bij een rechtspersoon met schulden, als alternatief voor een faillissement. Precies een maand voor het arrest promoveerde Samantha Renssen aan de Universiteit Maastricht op een studie over de turboliquidatie van de BV. Haar centrale stelling is dat de regeling van de turboliquidatie moet worden afgeschaft, met name omdat die tot misbruik op grote schaal aanleiding zou (kunnen) geven. Dit heeft volgens haar mede te maken met de ontwikkeling dat de regels voor faillissementsfraude worden aangescherpt, waardoor de turboliquidatie een ‘aanzuigende werking’ zou krijgen. Nog recent was er veel publiciteit over gevallen waarin de turboliquidatie kennelijk werd gebruikt om frauduleuze handelingen ‘af te dekken’. Er wordt in dat verband gesproken van ‘plof-BV’s’. In deze bijdrage worden deze ontwikkelingen nader besproken, aan de hand van het genoemde arrest en het proefschrift van Renssen, waarbij ook een recente publicatie van M.Y. Nethe aan de orde zal komen. Zij promoveerde al in 1995 op het onderwerp van de ontbinding van de lege BV en NV.
1. De voorgeschiedenis
De figuur die inmiddels bekend staat als de turboliquidatie, werd in 1994 in de wet vastgelegd. Dit geschiedde door aan art. 2:19 BW een vierde lid toe te voegen. De – korte…