Bankbedrijf heeft op grond van vertrouwensbeginsel recht op teruggaaf overdrachtsbelasting door uitoefening koopoptie
Samenvatting
Belanghebbende exploiteert een bankbedrijf. Zij heeft op 20 december 2001 voor € 8.000.000 ‘vrij op naam’ de eigendom van een bedrijfspand verkregen. De overdrachtsbelasting bedroeg € 452.385. In de overeenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen op grond waarvan de verkoper het recht van terugkoop heeft. Belanghebbende heeft het bedrijfspand verhuurd. In 2011 heeft de verkoper (J) gebruik gemaakt van de koopoptie. De koopsom bedraagt € 4.800.000. Belanghebbende heeft de inspecteur verzocht om teruggaaf van de in 2001 voldane overdrachtsbelasting van € 452.385. De inspecteur heeft dat geweigerd. Rechtbank Gelderland (27 augustus 2015, nr. 14/7329, NTFR 2015/3065) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Volgens het hof is de wettelijke vrijstelling van art. 19, lid 1, letter a, Wet BRV niet van toepassing. Er is namelijk geen sprake van een ontbindende voorwaarde als bedoeld in die bepaling, nu het J vrijstond om naar eigen inzicht de verbintenis met belanghebbende te ontbinden. Daardoor was de werking van de ontbindende voorwaarde niet gebonden aan een objectief toekomstige en onzekere gebeurtenis. Evenmin is volgens het hof sprake van een ‘feitelijk en rechtens herstel van de toestand van vóór de verkrijging’, aangezien van de in 2001 betaalde koopsom van € 8.000.000 maar € 4.800.000 is gerestitueerd. Niettemin krijgt belanghebbende gelijk van het hof. In een brief van 20 juli 2000, die op 4 augustus 2000 ‘voor akkoord’ is getekend door N namens Belastingdienst/Registratie en Successie ’s-Hertogenbosch…