Naar de inhoud

Belgische 'fairness tax' in strijd met de Moeder-dochterrichtlijn

Samenvatting

X nv heeft bij het Belgische Grondwettelijke Hof beroep ingesteld tot vernietiging van de artikelen van de wet van 30 juli 2013 waarbij de fairness tax is ingesteld. Deze belasting is van toepassing wanneer vennootschappen winst uitkeren terwijl zij hun belastbaar inkomen hebben verlaagd door gebruik te maken van onbeperkte verliesverrekening en de notionele interestaftrek. De Belgische regering vond het onrechtvaardig dat dergelijke vennootschappen wel winst uitkeren terwijl zij vrijwel geen belasting betalen. Het Grondwettelijk Hof twijfelt eraan of de fairness tax verenigbaar is met de vrijheid van vestiging en de Moeder-dochterrichtlijn en heeft daarom prejudiciële vragen gesteld. Niet-ingezeten vennootschappen met een vaste inrichting in België zijn belasting verschuldigd wanneer zij winst uitkeren, maar niet wanneer zij hun activiteiten in België door middel van een dochteronderneming uitoefenen. In dat laatste geval is er alleen belasting verschuldigd wanneer de dochteronderneming winst uitkeert, maar niet wanneer de niet-ingezeten vennootschap winst uitkeert. Volgens A-G Kokott is er geen ongelijke behandeling omdat een niet-ingezeten vennootschap (heffing naar rato van de winst van de Belgische vaste inrichting in het totale resultaat) niet minder gunstig wordt behandeld dan een ingezeten vennootschap met een vaste inrichting in een andere lidstaat. Het Belgische Grondwettelijke Hof had ook aandacht gevraagd voor het volgende. Een buitenlandse vennootschap heeft een Belgische vaste inrichting. De door de Belgische vaste inrichting behaalde winst wordt gereserveerd terwijl de buitenlandse vennootschap wel dividend uitkeert. In die situatie wordt de Belgische fairness tax verschuldigd. Een Belgische ingezeten vennootschap die haar winst reserveert, wordt echter geen fairness tax verschuldigd. Volgens de advocaat-generaal zijn deze situaties niet objectief met elkaar vergelijkbaar, omdat…