Bescherming tegen de schulden van de nalatenschap door gebruik te maken van een bij uiterste wilsbeschikking opgerichte stichting
1. Inleiding
In dit artikel staat de vraag centraal of het mogelijk is door het ‘tussenschuiven’ van een bij uiterste wilsbeschikking opgerichte stichting de nabestaanden te beschermen tegen schulden van de nalatenschap en van de mogelijkheid de nalatenschap te beschermen tegen schuldeisers van de nabestaanden.
2. De belangrijkste oorzaak van het probleem van schulden van de nalatenschap: de saisine
Het probleem van schulden van de nalatenschap is voor een groot deel terug te voeren op de saisine van art. 4:182 BW, vooral van lid 2: de schulden van de erflater die niet met zijn overlijden tenietgaan, gaan van rechtswege over op de erfgenamen. Betreft het een ondeelbare schuld, dan zijn de erfgenamen hoofdelijk gebonden, is het een deelbare schuld, dan zijn zij ieder voor hun erfdeel aansprakelijk.3
Art. 4:7 BW geeft aan wat schulden van de nalatenschap zijn.4 Hierbij moet worden aangetekend dat dit artikel geen limitatieve opsomming geeft. Ook andere schulden kunnen schulden van de nalatenschap zijn, maar deze vallen niet onder art. 4:7 BW. Van Mourik noemt het voorbeeld van schulden die gemaakt worden voor gewoon onderhoud of behoud van tot een de nalatenschap behorend goed.5 De saisine regel ziet uitsluitend op de schulden uit art. 4:7 lid 1 letter a BW, zo blijkt duidelijk uit art. 4:182 lid 2 BW.6 De overige schulden uit art. 4:7 BW waren immers geen schulden die de erflater al had bij zijn overlijden. Het zijn schulden ontstaan door zijn overlijden.7