Naar de inhoud

Big data en goederenrecht

Een analyse van de plaats van big data in ons goederenrecht

1. Inleiding

In de rechtswetenschap bestaat soms de neiging om naar aanleiding van maatschappelijke of technische veranderingen te concluderen dat het recht moet mee-veranderen. De internetrevolutie betekent dat het Burgerlijk Wetboek op de schop moet en klimaatverandering en globalisering vragen om een herziening van grote delen van het publiek- en privaatrecht. Over het algemeen ben ik geneigd dergelijke onheilsprofetieën met de nodige scepsis te benaderen. Het moge zo zijn dat de wereld flink veranderd is ten opzichte van die waarin de opstellers van ons Burgerlijk Wetboek leefden, maar die opstellers, prof. E.M. Meijers voorop, waren zich ter dege bewust van panta rhei, ouden menei. Niet voor niets staat het Burgerlijk Wetboek bol van open normen die al naar gelang de maatschappelijke omstandigheden door de rechtspraktijk passend kunnen worden ingevuld. In deze bijdrage stel ik mij de vraag wat de big datarevolutie betekent voor ons vermogensrecht. Zijn er (al dan niet fundamentele) wijzigingen nodig om big data een plaats te geven in ons vermogensrecht, of is ons Burgerlijk Wetboek flexibel genoeg om de maatschappelijke ontwikkelingen op dit terrein bij te benen? Ik concentreer mij daarbij op de goederenrechtelijke aspecten van big data.

Na een korte beschouwing over de aard van data (par. 2) ga ik in paragraaf 3 in op de vraag of data als een goed kan worden gekwalificeerd, waarbij ook de vraag naar data als object van eigendom aan de orde komt. Mijn conclusie zal zijn dat dit niet het geval is en dat daaraan wellicht ook helemaal geen behoefte bestaat. In paragraaf 4…