Naar de inhoud

Bij aansprakelijkstelling worden nalatigheden van adviseur niet aan belanghebbende toegerekend

Samenvatting

Tweede cassatieronde, zie eerder HR 27 februari 2015, nr. 13/04128, NTFR 2015/1108.

Belanghebbende was tot eind 2004 enig aandeelhouder en bestuurder van A bv. De ontvanger heeft belanghebbende op de voet van art. 40 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor de aanslag VPB 2004 van de bv. Na verwijzing door de Hoge Raad (NTFR 2015/1108) is in geschil of belanghebbende wist of behoorde te weten dat de koper van de aandelen A bv door het entameren van buiten de normale bedrijfsvoering liggende handelingen de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zou maken. Hof Den Haag (3 mei 2016, nr. 15/00282, NTFR 2016/2169) heeft geoordeeld dat hiervan geen sprake is geweest. Het hof heeft in dit verband geoordeeld dat eventuele nalatigheden dan wel een onzorgvuldige taakuitoefening van de adviseur van belanghebbende voor de toepassing van art. 40 IW 1990 niet aan belanghebbende kunnen worden toegerekend. Gelet op HR 25 maart 2016, nr. 15/02764, NTFR 2016/1035 is dit oordeel juist. In het aansprakelijkheidsrecht geldt immers dat eenieder in beginsel alleen voor zijn eigen daden en nalatigheden aansprakelijk is te houden, behoudens welomschreven op de wet gebaseerde uitzonderingen.

Feiten

3.1. Erflater was tot 31 december 2004 enig aandeelhouder en bestuurder van A bv. (hierna: de bv). Op 31 december 2004 heeft erflater de aandelen in de bv verkocht en geleverd aan C bv. De Ontvanger heeft erflater op 2 augustus 2010 op de voet van artikel 40, lid 1, van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) bij beschikking…