Bij benadeling schending hoorplicht vindt art. 6:22 Awb geen toepassing
Samenvatting
In zijn bezwaarschrift tegen een WOZ-beschikking heeft belanghebbende verzocht te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar heeft hem niet gehoord. De rechtbank achtte de hoorplicht geschonden, maar heeft dat met toepassing van art. 6:22 Awb gepasseerd. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend. Hof Amsterdam oordeelde eveneens dat de hoorplicht is geschonden. Omdat belanghebbende geen terugwijzing bepleitte, heeft het hof zelf de zaak afgedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard er is geen proceskostenvergoeding toegekend. Die aanpak kan volgens de Hoge Raad niet door de beugel. Belanghebbende is namelijk wel benadeeld door het niet-horen, aangezien partijen van mening verschilden omtrent de waardering van feiten en de WOZ-waarde en de gemeente heeft belanghebbende niet volledig gelijk gegeven. Dan kan de uitspraak op bezwaar niet in stand worden gelaten met toepassing van art. 6:22 Awb. Omdat belanghebbende in hoger beroep geen terugwijzing bepleitte, had het hof wegens schending van de hoorplicht de uitspraak op bezwaar moeten vernietigen met instandhouding van de rechtsgevolgen ervan. Het hof had in verband daarmee een proceskostenvergoeding moeten toekennen.
(Cassatieberoep gegrond.)
Feiten
2.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1. Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde beschikking en aanslag bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschrift heeft hij verzocht te worden gehoord.
2.1.2. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende te hebben gehoord. Bij de uitspraak op bezwaar is de heffingsambtenaar gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het standpunt van belanghebbende. Voorts is daarbij een vergoeding van de…