Bij niet-ontvankelijkheid wegens gebrek aan belang wel recht op proceskostenvergoeding
Samenvatting
Lopende het bezwaar tegen de aanslag zuiveringsheffing is de heffingsambtenaar geheel tegemoet gekomen aan belanghebbende en heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het hof stelt voorop dat belanghebbende inderdaad terecht niet-ontvankelijk is verklaard, maar dat dit niet wil zeggen dat zij geen recht heeft op een proceskostenvergoeding. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende de ambtshalve vermindering niet voor het indienen van het bezwaarschrift had ontvangen. Belanghebbende heeft dan ook begrijpelijkerwijs een bezwaarschrift ingediend en heeft dan ook recht op een vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten. In tegenstelling tot Rechtbank Amsterdam oordeelt het hof dat, gelet op de beperkte ingewikkeldheid van de zaak, de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak 0,5 dient te zijn. Het hof oordeelt voorts dat de ingewikkeldheid van de verzetprocedure gemiddeld is (wegingsfactor 1). Omdat de procedure voor de rechtbank uitsluitend het niet toekennen van een kostenvergoeding betrof, stelt het hof de wegingsfactor daar op 0,25.
(Hoger beroep gegrond.)
Commentaar
Een bezwaar- of beroepschrift is niet ontvankelijk als het bestuursorgaan tijdens de procedure volledig aan de bezwaren van de belanghebbende tegemoet komt. Wel bestaat in dat geval recht op een proceskostenvergoeding, tenzij de noodzaak tot het instellen van bezwaar en (hoger) beroep uitsluitend te wijten is aan de handelwijze van belanghebbende (zie o.a. HR 3 december 2010, nr. 09/04397, NTFR 2010/2833, BNB 2011/69). Volgens het hof kan niet worden gezegd dat belanghebbende onnodig bezwaar heeft aangetekend, omdat redelijkerwijs moet worden betwijfeld of zij de verminderingsbeschikking vóór het indienen van het bezwaarschrift heeft ontvangen. Ook kan volgens…