Bij uitkoop van disfunctionerende maat dient betaalde uitkoopsom door andere maten te worden geactiveerd, tenzij bedrijfswaarde lager is
Samenvatting
Belanghebbende is één van de vier maten in een belastingadviesmaatschap. Eén van de vennoten functioneerde niet. Hij is uitgekocht door de andere vennoten, waaronder belanghebbende. In een vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald dat aan de uittreder € 775.000 wordt betaald voor het restant van diens aandeel in de maatschap inclusief goodwill. In geschil is of belanghebbende de ter zake van de uitkoop van de uittreder betaalde goodwill tot het bedrag van haar aandeel dient te activeren, dan wel in het onderhavige jaar in aftrek van de winst mag brengen. Hof Den Haag concludeerde tot het laatste. Volgens het hof was de betaling aan de uittreder noodzakelijk om het bedrijf te vrijwaren van verder oplopende verliezen. In cassatie houdt die beslissing echter geen stand.
De Hoge Raad legt eerst uit dat de beslissing in HR 11 mei 1955, nr. 12.299 onder meer inhoudt dat bij de uitkoop van een zittende vennoot niet ineens ten laste van de winst kan worden gebracht een bedrag dat wordt betaald om de reden dat die vennoot niet (toereikend) bijdraagt aan de omzet van de onderneming. Een dergelijke betaling vormt immers een betaling voor het brengen van wijziging in de bestaande winstverdeling. Bij uitkoop van een zittende vennoot dienen de overblijvende vennoten hun aandeel in het aan die vennoot betaalde bedrag te activeren, tenzij de bedrijfswaarde van hetgeen zij daartegenover hebben verkregen lager is. Het verschil tussen bedoeld aandeel en de (lagere) bedrijfswaarde daarvan kan ineens ten laste van de winst worden gebracht. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat het oordeel van het hof dat de betaling aan de uittreder noodzakelijk is geweest om het…