Naar de inhoud

Circulaire Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (juridische en ambtelijke versie)

In de Staatscourant is gepubliceerd de Circulaire Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (juridische versie). Deze circulaire heeft als doel de circulaire van 19 november 2008 te actualiseren. De ingangsdatum van de onderhavige circulaire is 1 november 2014. Per deze datum vervalt de circulaire van 19 november 2008.

Op 1 oktober 2009 is de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (hierna: Wet dwangsom) in werking getreden. Deze wet biedt burgers meer doeltreffende rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen door de overheid. In de onderhavige circulaire wordt de betekenis van deze wet voor bestuursorganen van zowel het Rijk als de decentrale overheden toegelicht. De juridische versie is bedoeld voor juristen werkzaam bij bestuursorganen. Tegelijk met deze circulaire is een versie van deze circulaire voor al het overheidspersoneel vastgesteld.

De Wet dwangsom bevat een tweetal regelingen voor die gevallen waarin een bestuursorgaan niet binnen de daarvoor geldende termijn beslist:

  1. Een regeling op grond waarvan een bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd kan zijn voor iedere dag dat de beslissing uitblijft (paragraaf 4.1.3.2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)).
  2. Een regeling op grond waarvan direct beroep, met overslaan van bezwaar, bij de bestuursrechter kan worden ingesteld tegen niet-tijdig beslissen door het bestuursorgaan (afdeling 8.2.4A Awb).

De dwangsomregeling geldt voor alle beschikkingen op aanvraag en voor alle beslissingen op bezwaar die het karakter van een beschikking hebben, voor zover deze niet expliciet door de wetgever zijn uitgesloten (zie ABRvS 20 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1669). Bij beslissingen op bezwaar is het niet van belang of die primaire beschikkingen al of niet op aanvraag zijn gegeven. Het bezwaarschrift is immers zelf een aanvraag in de zin van de Awb (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 934, nr. 6, p. 16).

De dwangsomregeling is niet van toepassing op besluiten van algemene strekking of op ambtshalve of van rechtswege verleende beschikkingen, ook niet als een aanvraag hieraan ten grondslag ligt (zie ABRvS 4 2010, ECLI:NL:RVS:2010: BM3260 en ABRvS 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:210). Dit is slechts anders indien een bijzondere wet de regeling van overeenkomstige toepassing verklaart (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 934, nr. 6, p. 7). De regeling is evenmin van toepassing op privaatrechtelijke beslissingen (zie CRvB 16 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA0325).

Sinds 1 januari 2012 is de dwangsomregeling tevens van toepassing ten aanzien van aanvragen en bezwaarschriften over huurtoeslag, kindgebonden budget, kinderopvangtoeslag en zorgtoeslag bij de Belastingdienst/Toeslagen.

Sinds 1 oktober 2012 is de dwangsomregeling ook van toepassing ten aanzien van beschikkingen, genomen op grond van de Vreemdelingenwet 2000, het Soeverein Besluit van 12 december 1813, de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie of titel 2, afdeling 5, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en ten aanzien van beslissingen op bezwaar gemaakt tegen zodanige beschikkingen.

Vanaf de inwerkingtreding van de Wet dwangsom geldt de dwangsomregeling bij niet tijdig beslissen. De dwangsom is alleen verschuldigd als aan de drie volgende voorwaarden is voldaan en geen van de wettelijke uitzonderingen zich voordoet:

  1. Het bestuursorgaan heeft niet tijdig beslist op een aanvraag.
  2. De aanvrager heeft het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke gesteld.
  3. Het bestuursorgaan heeft twee weken na de ingebrekestelling nog geen besluit genomen.

De aanvrager kan het bestuursorgaan in gebreke stellen vanaf de eerste dag dat een bestuursorgaan te laat is met beslissen. Het bestuursorgaan wordt door de ingebrekestelling bekend met het feit dat de beslistermijn in de ogen van de aanvrager is overschreden. Een ingebrekestelling die te vroeg is verstuurd, is ongeldig. Het is dus niet mogelijk om bij een aanvraag al een voorwaardelijke ingebrekestelling te voegen.

Indien twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling door het bestuursorgaan nog geen besluit is genomen, verbeurt het per dag dat het besluit uitblijft een dwangsom. De beoordeling of een besluit is genomen, staat los van de beoordeling van de juistheid van het genomen besluit.

De dwangsomregeling ziet er, van aanvraag tot betaling van de dwangsom, als volgt uit:

  • de aanvrager dient een aanvraag in;
  • de beslistermijn – al dan niet verlengd – verstrijkt zonder beslissing;
  • de aanvrager stelt het bestuursorgaan in gebreke;
  • twee weken verstrijken zonder beslissing;
  • het bestuursorgaan is een dwangsom verschuldigd voor elke dag dat de beslissing uitblijft (als het bestuursorgaan de ingebrekestelling op maandag ontvangt, is de eerste dag waarover de dwangsom is verschuldigd de dinsdag twee weken later);
  • de maximale looptijd van de dwangsom bedraagt 42 dagen;
  • de dwangsom bedraagt maximaal € 1.260;
  • de dwangsom bedraagt € 20 per dag over de eerste twee weken, € 30 per dag over de volgende twee weken en € 40 per dag over de overige dagen;
  • het bestuursorgaan stelt binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd is het totaalbedrag van de verschuldigde dwangsommen bij beschikking vast;
  • het bestuursorgaan betaalt binnen zes weken na de vaststelling van het totaalbedrag het verschuldigde bedrag aan de aanvrager.

De direct beroepsregeling is van toepassing op alle gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, met uitzondering van een ambtshalve beslissing waarvoor de wet geen termijn stelt (zie ABRvS 4 mei 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM3260). De regeling beroep bij niet tijdig beslissen geldt in alle gevallen waarin het bestuursorgaan de beslistermijn heeft overschreden. In tegenstelling tot de dwangsomregeling die alleen geldt voor aanvragen en beslissingen op bezwaar die het karakter van een beschikking hebben.

Direct beroep – met overslaan van de bezwaarfase – is mogelijk indien aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan (artikel 6:12 Awb). Indien niet aan alle drie de voorwaarden wordt voldaan, is het beroep niet-ontvankelijk.

  1. het bestuursorgaan heeft niet tijdig beslist op een aanvraag.
  2. de aanvrager heeft het bestuur in gebreke gesteld.
  3. het bestuursorgaan heeft twee weken na de ingebrekestelling nog geen besluit genomen.

Voor het instellen van direct beroep kan een ingebrekestelling echter achterwege blijven indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarbij de zaak zozeer spoedeisend is, dat een ingebrekestelling niet kan worden afgewacht (zie Kamerstukken II 2005/06, 30 435, nr. 3, p. 17).

De eerste dag waarop een beroepschrift bij de bestuursrechter wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop a) de beslistermijn is verstreken en b) de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft verzonden. Dat wil zeggen: als de ingebrekestelling op maandag is verzonden, is de eerste dag waarop een beroepschrift kan worden ingediend de dinsdag twee weken later.

Het indienen van een beroepschrift is in beginsel niet aan een termijn gebonden. Het rechtsmiddel mag echter niet onredelijk laat wordt aangewend (art. 6:12, lid 4 van de Awb). Wanneer een beroep wegens niet tijdig beslissen als onredelijk laat moet worden aangemerkt, hangt sterk van de omstandigheden van het geval af. Daarbij speelt een rol in hoeverre belanghebbende na het verstrijken van de beslistermijn over de zaak in contact is gebleven met het bestuursorgaan (zie Kamerstukken II, 2005/06, 30 435, nr. 3, p. 17).

Tegen een met toepassing van artikel  8:54 Awb gedane uitspraak kunnen belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter. De bestuursrechter beslist binnen zes weken op het verzet.

Bij termijnoverschrijding door het bestuursorgaan heeft de burger niet alleen recht op een dwangsom, maar ook de mogelijkheid om direct beroep in te stellen bij de rechter. De aanvrager kan vanaf de eerste dag dat het bestuursorgaan te laat is met beslissen het bestuursorgaan in gebreke stellen. De enige eis is dat de ingebrekestelling schriftelijk moet gebeuren. Een mondelinge ingebrekestelling volstaat dus niet. De Algemene wet bestuursrecht stelt verder geen eisen aan de vorm. Het is belangrijk om in de gaten te houden dat de ingebrekestelling dus ook ‘verpakt’ kan zitten in een bezwaarschrift of klacht, die (mede) is gericht tegen het niet tijdig beslissen.

Na de ingebrekestelling heeft het bestuursorgaan twee weken om alsnog te beslissen. Gebeurt dat binnen die twee weken niet, dan kan de aanvrager daarna beroep instellen bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen.

Twee weken nadat het bestuursorgaan een ingebrekestelling heeft ontvangen, gaat de dwangsom ‘automatisch’ lopen voor iedere dag dat de beslissing uitblijft. Twee weken nadat het bestuursorgaan de ingebrekestelling heeft ontvangen, kan een beroepschrift tegen niet tijdig beslissen bij de rechtbank worden ingediend. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.
Circulaire Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (juridische en ambtelijke versie)

 

WetgevingAlgemene wet bestuursrecht
Jurisprudentie
Officiële publicatiesCirculaire Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (juridische en ambtelijke versie) | Staatscourant 28 oktober 2014, nrs. 30253 en 30255
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum10-11-2014
Nummer2014/0528