Naar de inhoud

Civielrechtelijk bestuursverbod en bestuurder van een buitenlandse rechtspersoon

1. Inleiding

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 20132 hebben de leden Mei Li Vos en Recourt een aantal Kamervragen over de mogelijkheid van ondermijning van aansprakelijkheid van bestuurders van Nederlandse vennootschappen aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Economische Zaken gesteld. De Kamerleden hebben hun bezorgdheid geuit over de mogelijkheid om hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders van een Nederlandse rechtspersoon te omzeilen indien zo’n rechtspersoon door een buitenlandse rechtspersoon wordt bestuurd. In hun antwoord wijzen de ministers erop dat het Wetsvoorstel inzake het civielrechtelijk bestuursverbod (hierna: het wetsvoorstel)3 rekening zal houden met het feit dat buitenlandse rechtspersonen niet misbruikt mogen worden voor de omzeiling van een in Nederland opgelegd bestuursverbod.4 In deze bijdrage wordt kort stilgestaan bij de toepassing van het civielrechtelijk bestuursverbod in internationale situaties. Allereerst komt de vraag aan de orde of deze regeling kan worden toegepast ten aanzien van bestuurders van naar een ander dan Nederlands recht opgerichte rechtspersonen. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de vraag of inschrijving kan worden geweigerd van zulke rechtspersonen indien blijkt dat aan bestuurders daarvan een bestuursverbod in Nederland is opgelegd.

2. Het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel is op 1 september 2014 bij de Tweede Kamer der Staten Generaal ingediend.6 Het doel daarvan is om vijf nieuwe artikelen in de Faillissementswet (hierna: Fw) te introduceren (art. 106a t/m art. 106e Fw). Het voorgestelde art. 106a Fw geeft limitatief de situaties weer wanneer een civielrechtelijk bestuursverbod kan worden opgelegd.7 Zo’n verbod kan door een rechtbank op vordering van de faillissementscurator of op verzoek van het openbaar ministerie…