Naar de inhoud

Commentaar op Aanbestedingswet 2012 art. 1.7 (Aanbestedingsrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 15-09-2017 door mr. J.F. van Nouhuys en mr. S.G. Tichelaar

Artikel 1.7 Tekst van de hele regeling

De bepalingen in deze afdeling gelden voor aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven bij:

  1. het plaatsen van een overheidsopdracht, een speciale-sectoropdracht of een concessieopdracht of het uitschrijven van een prijsvraag die op grond van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken 2.1, 2a.1 en 3.1 onder het toepassingsbereik van onderscheidenlijk deel 2, deel 2a of deel 3 van de wet valt;

  2. het plaatsen van een overheidsopdracht, een speciale-sectoropdracht of een concessieopdracht of het uitschrijven van een prijsvraag met een duidelijk grensoverschrijdend belang die uitsluitend op grond van het bepaalde in de artikelen 2.1 tot en met 2.8, de artikelen 2a.1 tot en met 2a.3 of de artikelen 3.8 en 3.9 niet onder het toepassingsbereik van onderscheidenlijk deel 2, deel 2a of deel 3 van deze wet valt.

A: Inleiding

Dit artikel bepaalt het toepassingsbereik van de in afdeling 1.2.2 (beginselen bij Europese aanbestedingen) opgenomen bepalingen ter zake het gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel (artikel 1.8), het transparantiebeginsel (artikel 1.9) en het proportionaliteitsbeginsel (artikel 1.10). Artikel 1.7 sub a bepaalt dat deze bepalingen gelden bij overheidsopdrachten, speciale-sectoropdrachten, concessie-opdrachten en prijsvragen (hierna gezamenlijk: opdrachten) die onder het toepassingsbereik van deel 2 onderscheidenlijk deel 2a of deel 3 van de Aw 2012 vallen. Artikel 1.7 sub b bepaalt dat de voornoemde bepalingen ook gelden voor opdrachten met een duidelijk grensoverschrijdend belang, die niét vallen onder het toepassingsbereik van deel 2 onderscheidenlijk deel 2a of deel 3 Aw 2012 omdat de toepasselijke Europese drempelwaarde niet wordt overschreden. Deze sub b opgenomen regeling heeft aan belang ingeboet door de uitbreiding van het toepassingsbereik van de Europese aanbestedingsplicht ter zake van concessies voor diensten. Tevens heeft het wegvallen van het onderscheid tussen A- en B-diensten de relevantie beperkt. Thans gaat het enkel nog om onderdrempelige opdrachten die vanwege het grensoverschrijdend belang toch met toepassing van de Europese beginselen moeten worden aanbesteed.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

C: Kernproblematiek

C.1: Codificatie jurisprudentie Hof van Justitie EU

Dit artikel codificeert de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie EU dat de fundamentele regels en algemene beginselen van het EU-Verdrag in acht moeten worden genomen bij het plaatsen van opdrachten met een waarde beneden de toepasselijke Europese drempelwaarde, indien de desbetreffende opdracht of concessie een ‘duidelijk grensoverschrijdend belang vertoont’. De fundamentele regels en algemene beginselen uit het EU-verdrag, in het bijzonder het transparantiebeginsel, brengen in dat geval met zich dat een aanbestedende dienst vooraf een ‘passende mate van openbaarheid’ moet geven om de markt voor alle potentiele gegadigden te openen.1

C.2: Duidelijk grensoverschrijdend belang

Er is destijds bewust voor gekozen om het begrip ‘duidelijk grensoverschrijdend belang’ niet verder uit te werken in de Aw. De wetgever spreekt de verwachting uit dat het Hof van Justitie EU in toekomstige arresten meer duidelijkheid zal geven over de vraag wanneer sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang.2Die duidelijkheid is onder meer gegeven in het Tecnoedi-arrest,3 waarin het Hof aangeeft dat het belang op positieve wijze dient te blijken uit de beoordeling – in concreto – van de opdracht in kwestie. Het gaataldus om een beoordeling van de specifieke situatie, waarbij in ieder geval de navolgende criteria een rol kunnen spelen: de geraamde opdrachtwaarde, de technische kenmerken van de opdracht of de betrokken prodcuten en de plaats van uitvoering.4 Tevens kunnen klachten van in andere lidstaten gevestigde marktdeelnemers in ogenschouw worden genomen, mits het niet gaat om schijnklachten.5 Uit het Tecnoedi-arrest blijkt voorts dat het onvoldoende is als enkel niet kan worden uitgesloten dat er een duidelijk grensoverschrijdend belang is. Dat is te hypothetisch. In de praktijk gaat het om de vraag of er sprake is van een markt met buitenlandse spelers of een markt waarvan duidelijk is dat buitenlandse spelers, al dan niet met gebruikmaking van in de desbetreffende lidstaat gevestigde entiteiten, willen meedingen.

Zowel het Hof Den Haag6 als het Hof Den Bosch7 heeft zich over de uitleg van het begrip 'duidelijk grensoverschrijdend belang' uitgelaten in het kader van dienstenconcessies ter zake van straatmeubilair. Dit heeft geleid tot tegenstrijdige arresten en beide arresten zijn voorgelegd aan de Hoge Raad. Het relevante verschil tussen beide arresten is dat het Hof Den Haag oordeelt dat met name moet worden gekeken naar die elementen van de concessieopdracht die bepalend zijn voor de mogelijke interesse van buitenlandse gegadigden. Het hof acht het niet vereist dat gegadigden uit andere lidstaten daadwerkelijk belangstelling hebben getoond. De waarde van de desbetreffende concessie-opdracht achtte het hof reeds voldoende om tot een duidelijk grensoverschrijdend belang te concluderen. Het Hof Den Bosch daarentegen neemt als uitgangspunt dat een duidelijk grensoverschrijdend belang niet snel dient te worden aangenomen en dat de positieve en concrete aanwijzingen door de partij die zich op het standpunt stelt dat er van een dergelijk belang sprake is, dienen te worden aangedragen. Het feit dat op de desbetreffende markt op structurele basis wordt meegedongen door vennootschappen die onderdeel uitmaken van pan-Europees opererende concerns, acht het Hof Den Bosch onvoldoende. Op basis van enerzijds het feit dat het Hof van Justitie nergens heeft geoordeeld dat een duidelijk grensoverschrijdend belang niet snel dient te worden aangenomen, maar juist aangeeft dat naar alle omstandigheden van de spedcifieke opdracht moet worden gekeken, en anderzijds het feit dat deze beginselen een uitvloeisel zijn van de opening van de interne markt, ligt het in de rede aan te nemen dat in ieder geval het arrest van het Hof Den Haag door de Hoge Raad in stand zal worden gelaten.

C.3: Passende mate van openbaarheid

De verplichting om een passende mate van openbaarheid in acht te nemen, is opgenomen in artikel 1.9 lid 2.

C.4: Wettelijke status

Voor de inwerkingtreding van de Aw bestond er discussie over de vraag of een in Nederland gevestigde onderneming zich kon beroepen op een schending van de verplichting om een passende mate van openbaarheid in acht te nemen. Immers, het aanwezige grensoverschrijdende aspect raakt de betrokken ‘nationale’ onderneming niet en de geschonden norm strekt niet ter bescherming van de ‘nationale’ onderneming die niet in haar grensoverschrijdende activiteiten wordt belemmerd.8 Met de inwerkingtreding van de Aw heeft een aanbestedende dienst de wettelijke verplichting gekregen om een passende mate van openbaarheid in acht te nemen als een opdracht of concessie een duidelijk grensoverschrijdend belang vertoont. Een in Nederland gevestigde onderneming kan zich derhalve beroepen op de schending van die wettelijke verplichting.

1
HvJ EU 7 december 2000, zaak C-324/98 (Telaustria); HvJ EU 21 juli 2005, zaak C-231/03 (Coname); HvJ EU 13 oktober 2005, zaak C-458//03 (Parking Brixen); HvJ EU 13 november 2007, zaak C-507/03 (An Post).
2
Kamerstukken II 2009/10, 32 440, nr. 3 (MvT) , p. 50
3
HvJ EU 6 oktober 2016, zaak C-318/15.
4
HvJ EU 15 mei 2008, gevoegde zaken C-148/06 en C-147/06 (SECAP SpA en Santorso)
5
HvJ EU, zaak C-278/14 (Enterprise Focused Solutions).
6
ECLI:NL:GHDHA:2016:3169.
7
ECLI:NL:GHSHE:2016:5304.
8
Randnummers 2.23 tot en met 2.25 van de Conclusie van mr. Keus bij HR 18 januari 2013, NJB 2013/248, ECLI:NL:HR:2013:BY0543.

D: Jurisprudentie uitgebreid

HR 18 januari 2013, «JAAN» 2013/44, ECLI:NL:HR:2013:BY0543;

in het geval van IIB-diensten wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed dat deze diensten geen duidelijk grensoverschrijdend belang hebben.

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 12 februari 2013, «JAAN» 2013/49 , ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ1714;

in het geval van IIB-diensten is het aan de klagende onderneming om aannemelijk te maken dat de opdracht een duidelijk grensoverschrijdend belang vertoont. In casu was de aanbestedende dienst evenwel op grond van haar eigen inkoopbeleid gehouden om het transparantiebeginsel in acht te nemen.

GEA 29 mei 2013, T-384/10 (Spanje/Commissie);

het Grecht komt tot de conclusie dat de opdrachten in kwestie grensoverschrijdend belang vertoonden, gelet op de geraamde waarde van de opdracht en het feit dat de werken dicht bij de Portugese grens plaatsvonden.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Aanbestedingswet 2012 artikel 1.7.

F: Literatuurverwijzing

  • Europese Commissie, Interpretatieve mededeling van de Commissie over de Gemeenschapswetgeving die van toepassing is op het plaatsen van opdrachten die niet of slechts gedeeltelijk onder de Richtlijn inzake overheidsopdrachten vallen, 2006/C 179/02, 2006.
  • E.H. Pijnacker Hordijk, G.W. van der Bend en J.F. van Nouhuys, Aanbestedingsrecht, Den Haag: Sdu Uitgevers 2009.