Naar de inhoud

Commentaar op Besluit bezoldiging politie Artikel 1 (Begrippen). (artikeltekst geldig vanaf 2017-06-23)

Commentaar is bijgewerkt tot 20 september 2017 door drs. H. Reit en B.J. Reit-Royter bc.

Artikel 1 Tekst van de hele regeling

1.

Dit besluit verstaat onder:

a.

Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

b.

aspirant: degene die door het bevoegd gezag is aangesteld als aspirant en die is toegelaten tot een politieopleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 1°, van de Politiewet 2012;

c.

ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, met uitzondering van de aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel, waarbij voor de toepassing van dit besluit de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gelijk wordt gesteld aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012;

d.

ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012, waarbij voor de toepassing van dit besluit de directeur van de Politieacademie, zijn plaatsvervanger en de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche, wordt gelijkgesteld met ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012;

e.

ambtenaar van de rijksrecherche: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012;

f.

vakantiewerker: een scholier of student die ten tijde van onderbreking van zijn opleiding wegens vakantie voor een periode van ten hoogste acht weken is aangesteld voor het verrichten van ondersteunende werkzaamheden;

g.

vervallen;

h.

vervallen;

i.

ambtenaar: de aspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, de ambtenaar van de rijksrecherche en de vakantiewerker;

j.

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

k.

volledige betrekking: een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld 36 uur per week omvat;

l.

deelbetrekking: een betrekking die een arbeidstijd van gemiddeld minder dan 36 uur per week omvat;

m.

salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de ambtenaar is vastgesteld aan de hand van één van de bijlagen van dit besluit, inclusief de op grond van artikel 9a toegekende periodieken;

n.

salaris per uur: 1/157 deel van het salaris bij een volledige betrekking;

o.

salarisschaal: een als zodanig in één van de bijlagen van dit besluit vermelde reeks van genummerde salarissen;

p.

salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal, die in een salarisschaal bij een salaris is vermeld;

q.

maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

r.

functie: het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP;

s.

toelagen: alle toelagen waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat;

t.

vergoedingen: alle vergoedingen waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat;

u.

uitkeringen: alle uitkeringen waarop ingevolge dit besluit aanspraak bestaat;

v.

bezoldiging: de som van het salaris, de toelagen, met uitzondering van de toelagen, bedoeld in de artikelen 12b, 12c, 12d, 12g, en artikel 16, eerste lid, alsmede de uitkering, bedoeld in artikel 25a, indien Onze Minister zulks bepaalt;

w.

arbeidsongeschiktheid: volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;

x.

arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;

y.

deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;

z.

beroepsziekte: een ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, of een beroepsziekte als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Regeling vredesmissies politie;

aa.

dienstongeval: een ongeval, welke in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, of een ongeval als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Regeling vredesmissies politie;

bb.

Vervallen.

cc.

herplaatsen: het op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opdragen van een andere functie of de eigen functie onder andere voorwaarden;

dd.

herplaatsingtoelage: een herplaatsingtoelage als bedoeld in hoofdstuk 12 van het Pensioenreglement;

ee.

arbeidsongeschiktheidspensioen: een ABP arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement;

ff.

medisch advies: een advies van de deskundige persoon of de arbodienst dat ten aanzien van de ambtenaar is uitgebracht na een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 18, van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 50 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

gg.

gewezen ambtenaar: een ambtenaar aan wie ontslag is verleend, met ingang van de dag waarop het ontslag is ingetreden;

hh.

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

ii.

passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

jj.

Pensioenreglement: het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

kk.

Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

ll.

pensioengevend inkomen: het pensioengevend inkomen bedoeld in hoofdstuk 3 van het Pensioenreglement vermeerderd met de toelagen genoemd in artikel 12b, 12c en 12d;

mm.

vervallen;

nn.

WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

oo.

WIA-uitkering: een uitkering op grond van de WIA;

pp.

ZW: de Ziektewet;

qq.

ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet;

rr.

zijn arbeid: hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de Ziektewet;

ss.

vervallen;

tt.

theoretisch opleidingsdeel: de periode of perioden waarin de aspirant aan een opleidingsinstituut in het kader van een politieopleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 1°, van de Politiewet 2012 onderwijs volgt;

uu.

beroepspraktijkvorming: de periode of perioden waarin de aspirant de politietaak bij een regionale eenheid of een landelijke eenheid uitvoert in het kader van een politieopleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 1°, van de Politiewet 2012;

vv.

LFNP: Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie: het door Onze Minister vastgestelde geheel van functiebeschrijvingen, onderverdeeld naar vakgebieden, inclusief de waardering, en de aan het gebouw verbonden en omschreven werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten;

ww.

OVW punten: Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten, zoals die met toepassing van het functiewaarderingssysteem zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden vastgesteld;

xx.

OVW periodieken: Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden periodieken, welke kunnen worden toegewezen op grond van artikel 9a;

yy.

AOW-gerechtigde leeftijd: de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat;

zz.

consignatie: consignatie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie.

2.

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede verstaan de geregistreerde partner alsmede de niet-gehuwde ambtenaar die met een levenspartner samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. Onder weduwe of weduwnaar wordt mede begrepen de achtergebleven geregistreerde partner alsmede de achtergebleven levenspartner. Tegelijkertijd kan slechts een persoon als echtgenoot of echtgenote dan wel weduwe of weduwnaar worden aangemerkt. Het bevoegd gezag kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Kern van het wetsartikel

In deze bepaling zijn de definities opgenomen van de verschillende termen die van belang zijn voor de toepassing van dit hoofdstuk.

Beschrijving van de wijzigingen

Wijzing per 24 mei 2016

Op grond van art. I, onderdeel B, Besluit van 31 januari 2012, houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie, Stb. 2012, 30, is art. 1, lid 1, onderdeel r als volgt komen te luiden:

'r. functie: het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP;.'

Wijziging per 27 augustus 2015

Op grond van art. II, onderdeel A, Besluit van 14 augustus 2015, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enige andere besluiten en intrekking van het Besluit suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector politie en de Regeling compensatie inkomensgevolgen WIA in verband met de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Stb. 2015, 318, is art. 1, lid 1 als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel w is komen te luiden:

'w. arbeidsongeschiktheid: volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WIA of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 5 van de WIA;'

2. Onderdeel bb is vervallen.

3. De onderdelen dd, nn en oo zijn komen te luiden:

'dd. herplaatsingtoelage: een herplaatsingtoelage als bedoeld in hoofdstuk 12 van het Pensioenreglement;

nn. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

oo. WIA-uitkering: een uitkering op grond van de WIA;'

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel xx door een puntkomma is na onderdeel xx een onderdeel toegevoegd, luidende:

'yy. AOW-gerechtigde leeftijd: de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.'

Op grond van onderdeel B van bovengenoemd besluit is art. 1, lid 1, onderdeel ee komen te luiden:

'ee. arbeidsongeschiktheidspensioen: een ABP arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement;'

Wijziging per 8 februari 2014

Op grond van art. II, onderdeel A, Besluit van 28 januari 2014, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie in verband met de reorganisatie naar aanleiding van de invoering van de Politiewet 2012 en de uitwerking van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012-2014, Stb. 2014, 52, is art. 1, lid 1, als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel m is na «van dit besluit» toegevoegd: , inclusief de op grond van artikel 9a toegekende periodieken;

2. Onder vervanging van de punt door een punt komma aan het einde van onderdeel vv zijn twee onderdelen ingevoegd, luidende:

'ww. OVW punten: Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten, zoals die met toepassing van het functiewaarderingssysteem zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden vastgesteld;

xx. OVW periodieken: Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden periodieken, welke kunnen worden toegewezen op grond van artikel 9a.'

Wijziging per 26 juli 2013

Op grond van art. II, onderdeel A, Besluit van 15 juli 2013, houdende wijziging van het Besluit lgemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met vroegpensioen, prepensioen en levensloop, Stb. 2013, 300, is art. 1, lid 1, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel v is «met uitzondering van de toelage, bedoeld in artikel 16» vervangen door: met uitzondering van de toelagen, bedoeld in de artikelen 12b, 12c, 12d en 16.

2. Onderdeel ll is komen te luiden:

'll. pensioengevend inkomen: het pensioengevend inkomen bedoeld in hoofdstuk 3 van het Pensioenreglement vermeerderd met de toelagen genoemd in artikel 12b, 12c en 12d;'

3. Onderdeel mm is komen te vervallen.

Wijziging per 1 januari 2013

Op grond van art. III, onderdeel A, Besluit van 13 oktober 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere rechtspositionele besluiten in verband met de inwerkingtreding van de Politiewet 2012 (Wijzigingsbesluit rechtspositie politie), Stb. 2012, 510, is art. 1 als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a is komen te luiden:

'a. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;'

2. Onderdeel c is komen te luiden:

'c. ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, met uitzondering van de aspirant gedurende het theoretische opleidingsdeel, waarbij voor de toepassing van dit besluit de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, gelijk wordt gesteld aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012;'

3. Onderdeel d is komen te luiden:

'd. ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012, waarbij voor de toepassing van dit besluit de ambtenaar, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, werkzaam bij het LSOP en de ambtenaar van de rijksrecherche, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche, wordt gelijkgesteld met ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012;'

4. Onderdeel e is komen te luiden:

'e. ambtenaar van de rijksrecherche: de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012;'

5. Onderdeel g is komen te vervallen.

6. In onderdeel i is «de bijzondere ambtenaar van politie» vervangen door: de ambtenaar van de rijksrecherche.

7. Onderdeel j is komen te luiden:

'j. bevoegd gezag:

1. de korpschef, bedoeld in artikel 27, Politiewet 2012, voor zover het betreft de aspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die werkzaam is bij een eenheid zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012;

2. de raad van toezicht van het LSOP, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;

3. het college van bestuur van het LSOP, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;

4. het College van procureurs-generaal, voor zover het betreft de ambtenaar van de rijksrecherche;'

8. Onderdeel ss is komen te luiden:

'ss. initiële opleiding: een door Onze Minister aangewezen opleiding, gericht op de voorbereiding van de uitvoering van algemene politietaken waarvoor in het kader van de landelijke kwalificatiestructuur, bedoeld in artikel 14 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, competentiegerichte eindtermen zijn vastgesteld;'

9. onderdeel uu is komen te luiden:

'uu. praktische opleidingsdeel: de periode of perioden waarin de aspirant de politietaak bij een regionale eenheid of een landelijke eenheid uitvoert in het kader van de initiële opleiding.'

Wijzigingen per 8 februari 2012

Bij besluit van 31 januari 2012, houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (artikel I, onderdeel A, Stb. 2012, 30) is lid 1 van art. 1 als volgt gewijzigd:

- onderdeel r. is komen te luiden:

'r. functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen, of het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden, zoals vastgelegd in het LFNP;'

- onder vervanging van de punt door een punt komma aan het eind van onderdeel uu is een onderdeel toegevoegd, luidende:

'vv. LFNP: Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie: het door Onze Minister vastgestelde geheel van functiebeschrijvingen, onderverdeeld naar vakgebieden, inclusief de waardering, en de aan het gebouw verbonden en omschreven werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten.'

Deze wijzigingen zijn op 8 februari 2012 in werking getreden en werken terug tot en met 31 december 2009.

Wijziging per 11 juni 2011

Bij besluit van 30 mei 2011, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie,het Besluit bezoldiging politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met het Akkoord sector politie tot verlenging en aanvulling van het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2008-2010, Stb. 2011, 273, is lid 1, onderdeel p, van art. 1 komen te luiden:

'p. salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal, die in een salarisschaal bij een salaris is vermeld;'

Deze wijziging werkt terug tot en met 1 maart 2010.

Doel van de wijziging

Het betreft een redactionele verbetering.

Wijzigingen per 30 april 2008

Bij besluit van 1 april 2008, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, Besluit bezoldiging politie, het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie in verband met diverse onderwerpen, Stb. 2008, 142, werd in lid 1 van art. 1 het volgende gewijzigd:

1. In onderdeel i en j is telkens 'adspirant' vervangen door: aspirant.

Doel van de wijziging: uit het oogpunt van consistentie is de term aspirant in plaats van aspirant gehanteerd.

2. In onderdeel v verviel de zinsnede 'alsmede de toelage op grond van artikel IV van het koninklijk besluit van 4 september 1968 tot wijziging van het Bezoldigingsreglement politie 1958 (Stb. 477)'.

Doel van de wijziging

Het Besluit van 4 september 1968 tot wijziging van het Bezoldigingsreglement Politie 1958 (Stb. 477) brengt wijzigingen aan in art. 21a Bezoldigingsreglement 1958 per 1 juli 1966 en 1 juli 1968. Art. 21a Bezoldigingreglement 1958 betreft de vaste inconveniëntentoelage voor ambtenaren in politierangen. Art. IV van het wijzigingsbesluit uit 1968 bepaalt dat de ambtenaar, voor zover hij geen recht op een toelage op grond van art. 21a Bezoldigingsreglement Politie 1958, recht heeft op het bedrag van de toelage die hij voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit ontving op grond van het art. 21a Bezoldigingsreglement Politie 1958 (oud). Het is uitgesloten dat er in 2007 nog een actief dienende politieambtenaar is, die een toelage ontvangt op grond van deze overgangsbepaling.

3. In onderdeel z. werd na de zinsnede 'te wijten' ingevoegd: ,of een beroepsziekte als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Regeling vredesmissies politie.

4. In onderdeel aa. werd na de zinsnede 'te wijten' ingevoegd: ,of een ongeval als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Regeling vredesmissies politie.

Doel van deze wijzigingen

Politieambtenaren die met toepassing van het Besluit beschikbaarstelling politieambtenaren ten behoeve van vredesmissies (Stb. 2002, 612) deelnemen aan een vredesmissie zijn op dat moment met buitengewoon verlof. Met de wijziging van art. 1 zou nu ook de ambtenaar die tijdens de missie een ongeval overkomt of een beroepsziekte oploopt, aanspraak kunnen maken op de voorzieningen in het kader van dienstongevallen of beroepsziektes.

Wijziging per 21 december 2007

Bij besluit van 10 december 2007 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met het wegnemen van wetstechnische onvolkomenheden, Stb. 2007, 525, is in art. 1, lid 1, onderdeel ff 'Arbeidsomstandighedenwet 1998' vervangen door: Arbeidsomstandighedenwet.

Doel van deze wijziging

Art. 1, lid 1, onderdeel ee was geletterd tot onderdeel ff. Deze wijziging was met ingang van 22 december 2006 in werking getreden en werkte terug tot 1 januari 2006. Met deze wijziging was in art. XI, onderdeel h, van het wijzigingsbesluit abusievelijk geen rekening gehouden. Daarom werd art. 1, lid 1, onderdeel ff, alsnog gewijzigd.

Wijziging per 9 februari 2007

Bij besluit van 24 januari 2007, houdende wijziging van enige rechtspositieregelingen van de politie in verband met het treffen van een voorziening tot samenwerking als bedoeld in artikel 47 en 47a van de Politiewet 1993, Stb. 2007, 45, werd in lid 1 van art. 1 het volgende gewijzigd:

1. In onderdeel d werd 'ITO' vervangen door: een voorziening tot samenwerking.

2. onderdeel g kwam te luiden:

'g. voorziening tot samenwerking: een publiekrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 47a, eerste lid, van de Politiewet 1993;'

3. In onderdeel j, onder 2°, verviel 'of bij ITO' en werd na 5° een onderdeel ingevoegd, luidende:

'6°. het algemeen bestuur van een voorziening tot samenwerking, voor zover het betreft de ambtenaren aangesteld bij de desbetreffende voorziening tot samenwerking;'

Deze wijzigingen werkt terug tot en met 1 augustus 2006.

Doel van de wijzigingen

Aangezien na het in het leven roepen van de Voorziening tot samenwerking Nederlandse Politie het agentschap ITO daarin op 1 augustus 2006 was opgegaan, werd het agentschap ITO vervangen door: een voorziening tot samenwerking.

Wijziging per 1 januari 2007

Bij besluit van 5 december 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter vergroting van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid en ter beperking en vereenvoudiging van de regelgeving en van enige andere besluiten in verband hiermee, is in art. 1, lid 1, onderdeel x, y en ee 'Arbeidsomstandighedenwet 1998' telkens vervangen door: Arbeidsomstandighedenwet.

Opmerking

Abusievelijk is op lid 1, onderdeel ee, een wijziging geformuleerd die niet kon worden doorgevoerd.

Wijziging per 22 december 2006

Bij besluit van 12 december 2006, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit dienst geneeskundige verzorging politie, het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994, het Besluit rechtspositie vrijwillige politie en het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie in verband met het akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie voor de periode 1 juni 2005 tot en met 31 december 2007, Stb. 2006, 676, werd in lid 1 van art. 1 het volgende gewijzigd:

1. De onderdelen bb tot en met tt werden geletterd cc tot en met uu.

2. Er werd een onderdeel ingevoegd, luidende:

'bb. beroepsincident: een dienstongeval of een beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van zijn taak waaraan de ambtenaar zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken;'

Deze wijzigingen werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Doel van de wijzigingen

Op grond van het akkoord werd voortaan in formele zin een onderscheid gemaakt tussen dienstongevallen en beroepsziekten die zijn ontstaan bij gevaarzettende situaties (aangeduid als beroepsincidenten) en buiten gevaarzettende situaties. Van een gevaarlijke situatie in dienstverband is bijvoorbeeld sprake indien een ambtenaar een vuurwapengevaarlijke verdachte aanhoudt of betrokken is bij een achtervolging.

Wijziging per 1 juli 2005

Bij besluit van 20 mei 2005 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enige andere besluiten in verband met een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 inzake een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid, Stb. 2005, 279, werd in lid 1 van art. 1 het volgende gewijzigd:

1. Onderdeel x kwam te luiden:

'x. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;'

2. De onderdelen y tot en met ss werden geletterd z tot en met tt.

3. Er werd een onderdeel ingevoegd, luidende:

'y. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet;'

4. In onderdeel ee werd 'de Arbodienst' vervangen door: de deskundige persoon of de arbodienst.

Inwerkingtreding per 1 april 1994

Art. 1 van het Besluit bezoldiging politie (Besluit van 16 maart 1994, Stb. 1994, 215) trad op 1 april 1994 in werking.

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

Commentaar

1. Deskundige persoon (onder y)

Door de wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit is de verplichting om voor de arbeidsgezondheidskundige begeleiding gebruik te maken van een gecertificeerde arbodienst, komen te vervallen. Het is weer mogelijk om een eigen bedrijfsarts in dienst te hebben. Dit geniet zelfs de voorkeur. Wel blijft het inschakelen van een externe arbodienst mogelijk. Als algemene term hiervoor kan de term ‘bedrijfsarts’ worden gehanteerd, waarbij het dan niet uitmaakt of deze in dienst is van de organisatie of ingehuurd wordt, al dan niet via een arbodienst.

2. Dienstongeval (onder aa)

Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep ten aanzien van vergoeding van schade blijkt dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen een toepassing van een rechtspositionele regeling (dienstongeval) en vergoeding van schade in het algemeen (het zuivere schadebesluit).

In beginsel is de overheid, als werkgever gehouden om de schade, die een ambtenaar tijdens de dienst lijdt, te vergoeden. Sinds CRvB 22 juni 2000, nr. 98/5657 AW, USZ 2000/231, ECLI:NL:CRVB:2000:AB0072, is er sprake van een soort schuldaansprakelijkheid. Dat wil zeggen, dat als een ambtenaar een verzoek indient om een geleden schade te vergoeden, de overheidswerkgever moet aantonen, dat deze niet nalatig is geweest om de schade te voorkomen. Het gaat dan om de toepassing van een zogenoemd ‘zuiver schadebesluit’ en niet om een concrete toepassing van een rechtspositionele regeling zoals de bepaling inzake een beroepsincident of een dienstongeval (CRvB 28 maart 2002, nr. 00/783 AW, TAR 2003, 35, ECLI:NL:CRVB:2002:AE5579).

Voor deze gevallen zal voldaan moeten worden aan de eisen, die in het Bbp zijn opgenomen inzake de medische en juridische causaliteit.

Ten aanzien van een min of meer ‘open’ verzoek tot schadevergoeding, het zogenoemde zuivere schadebesluit, moet er thans van worden uitgegaan, dat er sprake is van een schuldaansprakelijkheid. Dat betekent, dat de overheid aansprakelijk is, tenzij de overheid kan aantonen, dat deze geen schuld heeft aan het gebeurde. Wel moet de schade aantoonbaar zijn. De bewijslast ligt in dit geval bij de ambtenaar. Het is dus heel goed denkbaar, dat niet kan worden aangetoond, dat er sprake is van een dienstongeval of een beroepsziekte, maar wel, dat er sprake is van schade, die (mede) is veroorzaakt, omdat de overheid niet in voldoende mate kan aantonen, dat deze alles heeft gedaan om de schade te voorkomen.

Onder toepassing van art. 38b Bbp kan een dienstongeval of een beroepsziekte worden gelijkgesteld met een beroepsincident. Het verschil is in feite alleen, dat bij een beroepsincident de ambtenaar geen afzonderlijk verzoek tot vergoeding van de schade hoeft in te dienen, terwijl dat bij de andere gevallen wel het geval is.

De Centrale Raad van Beroep handhaaft de normen, die hij ook hanteerde bij toepassing van een rechtspositionele regeling (CRvB 28 maart 2002, nr. 00/783 AW, TAR 2003, 35, ECLI:NL:CRVB:2002:AE5579).

Voor schade in het algemeen is als norm gesteld dat het bestuursorgaan aannemelijk kan maken, dat het geen schuld heeft en er voldoende voorzorgen zijn genomen (CRvB 22 juni 2000, nr. 98/5657 AW, USZ 2000, 231, TAR 2000, 231).

Het erkennen van een ongeval als een dienstongeval betekent nog niet dat de dienst daarmee ook de aansprakelijkheid in algemene zin erkent.

Gebeurtenissen die in de sfeer van een algemeen risico liggen, vallen niet onder het begrip ‘dienstongeval’. Het is daarbij niet zo zeer bepalend of het ongeval redelijkerwijs wel of niet ook buiten de dienst had kunnen overkomen, maar of er een voldoende relatie aanwezig is met de uitoefening van de dienst (CRvB 23 januari 1997, nr. 95/8771 AW, TAR 1997, 44).

Wil een beroep op de aanwezigheid van een dienstongeval slagen, dan zal er sprake moeten zijn van de juridische causaliteit (er moet sprake zijn van factoren, die liggen in de sfeer van de aard van de functie of van buitengewone omstandigheden, waaronder de werkzaamheden moesten worden verricht en die de ziekte hebben veroorzaakt) en er moet sprake zijn van de medische causaliteit (de ziekte moet ook in medische zin het directe gevolg zijn van de omstandigheden). Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan.

Bij psychische aandoeningen hanteerde de Centrale Raad van Beroep voor de juridische causaliteit oorspronkelijk de term ‘abnormaal’ of ‘excessief' (bijvoorbeeld CRvB 3 oktober 1996, TAR 1996, 2000). De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 28 juli 1994 bepaald, dat als er geen sprake was van abnormale of excessieve factoren, de vraag naar de medische causaliteit achterwege kon blijven (CRvB 28 juli 1994, nr. AW 93/430, TAR 1994, 198). Sinds de uitspraak van 18 september 2005 hanteert de Centrale Raad van Beroep de term ‘buitensporig’ (CRvB 8 september 2005, nr. 03/4156 MAW, TAR 2005, 177, ECLI:NL:CRVB:2005:AU2896, zie ook CRvB 16 maart 2006, nr. 04/5586 AW, TAR 2006, 113, ECLI:NL:CRVB:2006:AW2423 en CRvB 23 maart 2006, nr. 04/3723 AW, TAR 2006, 90, ECLI:NL:CRVB:2006:AX1651).

Uit CRvB 8 september 2005, nr. 03/4156 MAW, TAR 2005, 177, ECLI:NL:CRVB:2005:AU2896, kan de conclusie worden getrokken, dat als er sprake is geweest van een minder gunstig werkklimaat, van onbehoorlijk gedrag van de leidinggevende, alsmede van het achterwege blijven van een tijdige administratieve reactie op de ziekmelding, ‘dit, op zich, mogelijk wel aanleiding kan zijn’ voor de conclusie, dat er sprake is van buitensporige factoren. Maar dan zal de ambtenaar tegen de besluiten of handelingen rechtsmiddelen moeten aanwenden, als de ambtenaar zich door deze besluiten of handelingen gegriefd of benadeeld voelt.

Als de ambtenaar dat nalaat, betekent dit, dat het gewraakte besluit of de handeling naar inhoud en wijze van totstandkoming voor rechtmatig moet worden gehouden.

Het stelselmatig pesten kan wel aanleiding zijn tot de conclusie, dat er sprake is van buitensporige omstandigheden (CRvB 23 maart 2006, nr. 04/3723 AW, TAR 2006, 90, ECLI:NL:CRVB:2006:AX1651).

Zie over deze materie M.L.M. van de Laar, ‘Schade tijdens bedrijfsuitje, de rechtspositie van de ambtenaar’, Sociaal Recht 2003, p. 234-237; K. Festen-Hoff, ‘De CRvB en bedrijfsongevallen en beroepsziekten’, SMA 2003, p. 526 e.v.

Voor een uitgebreide uiteenzetting over deze materie wordt verwezen naar paragraaf 3.17 van het thematisch commentaar Sociale zekerheid sector Politie.

3. Het beroepsincident (onder bb) (vervallen)

Oorspronkelijk was het begrip beroepsincident in het Bbp opgenomen. Hiermee werd gedoeld op dienstongevallen en beroepsziekten die min of meer onlosmakelijk als risico zijn verbonden aan het uitoefenen van een functie. Van een gevaarlijke situatie in dienstverband is bijvoorbeeld sprake indien een ambtenaar een vuurwapengevaarlijke verdachte aanhoudt of betrokken is bij een achtervolging. Het moest dus gaan om werkzaamheden waarbij de gevaarlijke situatie per definitie in het werk was opgesloten. Men had geen behoefte aan het hanteren van dit begrip naast het begrip dienstongeval en daarom is het begrip beroepsincident komen te vervallen.

In wezen is de navolgende jurisprudentie dan niet meer zo van belang. Deze jurisprudentie is echter gehandhaafd omdat hierbij wel sprake is van een dienstongeval.

In zijn uitspraak van 1 december 2011 oordeelde de Centrale Raad van Beroep, dat een aanrijding tijdens dienst wel werd aangemerkt als een dienstongeval, maar niet als een beroepsincident. De Raad oordeelde, dat door het beroepsmatig deelnemen aan het wegverkeer de ambtenaar wel een verhoogd risico loopt op ongevallen. Uit dien hoofde is het aanmerken van een dergelijk ongeval aan te merken als een dienstongeval. Dit is in overeenstemming met de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. (Zie CRvB 4 juli 2002, nr. 00/2452 AW en nr. 00/3924 AW, TAR 2002, 145, ECLI:NL:CRVB:2002:AE5831; CRvB 4 juli 2002, nr. 01/1962 AW, TAR 2002, 146, ECLI:NL:CRVB:2002:AE5832). Maar van een bijzonder gevaarlijke risicovolle situatie of omgeving was volgens de Raad hier geen sprake (CRvB 1 december 2011, nr. 10/5197 AW, TAR 2012, 72, ECLI:NL:CRVB:2011:BU6997).

4. Herplaatsingstoelage (onder dd)

Met de herplaatsingstoelage wordt het inkomen van de ambtenaar, in de vorm van salaris uit een andere functie en de WAO-uitkering samen, aangevuld tot het niveau van de oorspronkelijke bezoldiging, als met de plaatsing in de andere functie de zogenoemde ‘resterende verdiencapaciteit’ volledig werd benut.

Dit geldt voor de ambtenaar van wie de eerste ziektedag is gelegen vóór 1 januari 2003. Tot 1 januari 2009 konden voor deze groep ambtenaren nog aanspraken ontstaan op een herplaatsingstoelage tot 100%.

Voor de ambtenaar van wie de eerste ziektedag is gelegen op of ná 1 januari 2003, maar vóór 1 januari 2004, vult de herplaatsingstoelage het inkomen nog aan tot 80% van de bezoldiging in plaats van tot 100%. De regeling inzake de herplaatsingstoelage is niet meer opgenomen in hoofdstuk 9 van het Pensioenreglement. Er is een overgangsregeling opgenomen in hoofdstuk 12. Er kunnen nog steeds aanspraken op een herplaatsingstoelage ontstaan. Voorwaarde is, dat er sprake is van een WAO-uitkering, waarbij de resterende verdiencapaciteit volledig wordt benut. De herplaatsingstoelage vult dan aan tot 80% van de bezoldiging. De lopende gevallen blijven in stand, waarbij het wel mogelijk is, dat een toegekende herplaatsingstoelage wordt gewijzigd.

De herplaatsingstoelage komt niet meer voor onder de werking van de Wet WIA. Op grond van het akkoord in de Pensioenkamer zijn nieuwe bovenwettelijke aanvullingen afgesproken. Deze aanvullingen zijn opgenomen in hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement, onder de noemer van het ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP). In het thematische deel sector Politie is een nadere uiteenzetting opgenomen over het AAOP in paragraaf 9.

5. Passende arbeid (onder ii)

Bij passende arbeid zal er nog een bepaalde relatie moeten bestaan met de inhoud en/of het niveau van de oorspronkelijke functie.

Als eenmaal de resterende verdiencapaciteit is vastgesteld in het kader van de Wet WIA, dan is die norm bepalend voor de vraag of een functie passend is. Zie verder het commentaar op art. 49b Barp.

Jurisprudentie

Algemeen

Centrale Raad van Beroep 24-11-2011 10/6425 AW + 10/6426 AW + 10/6477 AW + 10/6478 AW + 11/3650 AW ECLI:NL:CRVB:2011:BU7194 Centrale Raad van Beroep 10/6425 AW + 10/6426 AW + 10/6477 AW + 10/6478 AW + 11/3650 AW, 24 november 2011, Executief politieambtenaar. Arbeidsongeschikt wegens ziekte. PTTS. Geen sprake van beroepsincident of beroepsziekte. Niet voldaan aan buitensporigheidsvereiste.
Rechtbank Den Haag 02-11-2011 AWB 10/5906 AW ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5202 Rechtbank Den Haag AWB 10/5906 AW, 2 november 2011
Hoge Raad 27-11-2009 08/02570 ECLI:NL:HR:2009:BJ7929 08/02570

2. Dienstongeval (onder aa)

Centrale Raad van Beroep 23-03-2006 04/3723 AW Centrale Raad van Beroep 04/3723 AW, 23 maart 2006, Pesten op het werk. Zorgplicht door werkgever verzaakt. Sprake van excessieve of buitensporige werkomstandigheden.
Centrale Raad van Beroep 16-03-2006 04/5586 AW Centrale Raad van Beroep 04/5586 AW, 16 maart 2006, Verlaging salaris ambtenaar. Geen sprake was van arbeidsongeschiktheid.
Centrale Raad van Beroep 08-09-2005 03/4156 MAW Centrale Raad van Beroep 03/4156 MAW, 8 september 2005, Geen aanleiding dat werkgever de door betrokkene gestelde schade had behoren te aanvaarden
Centrale Raad van Beroep 28-03-2002 00/783 AW Centrale Raad van Beroep 00/783 AW, 28 maart 2002
Centrale Raad van Beroep 22-06-2000 98/5657 AW Centrale Raad van Beroep 98/5657 AW, 22 juni 2000

3. Het beroepsincident (onder bb) (vervallen)

Centrale Raad van Beroep 04-07-2012 00/2452 AW + 00/3924 AW ECLI:NL:CRVB:2002:AE5831 Centrale Raad van Beroep 00/2452 AW + 00/3924 AW, 4 juli 2012, Dienstongeval
Centrale Raad van Beroep 01-12-2011 10/5197 AW ECLI:NL:CRVB:2011:BU6997 Centrale Raad van Beroep 10/5197 AW, 1 december 2011, Het ongeval wordt aangemerkt als dienstongeval maar niet als beroepsincident. Geen erkenning aansprakelijkheid (wegens onzorgvuldigheid).
Centrale Raad van Beroep 04-07-2002 01/1962 AW ECLI:NL:CRVB:2002:AE5832 Centrale Raad van Beroep 01/1962 AW, 4 juli 2002, Onderscheid tussen aansprakelijkheid volgens de rechtspositionele op een dienstongeval betrekking hebbende voorschriften en de aansprakelijkheid van de overheidswerkgever.