Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 396 (OR-algemeen)


Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door prof. mr. H. Beckman

Artikel 396 Tekst van de hele regeling

1.

Onverminderd artikel 395a gelden de leden 3 tot en met 9 voor een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:

  1. de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 6.000.000;

  2. de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 12.000.000;

  3. het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 50.

2.

Voor de toepassing van lid 1 worden meegeteld de waarde van de activa, de netto-omzet en het getal der werknemers van groepsmaatschappijen, die in de consolidatie zouden moeten worden betrokken als de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening zou moeten opmaken. Dit geldt niet, indien de rechtspersoon artikel 408 toepast.

3.

Van de ingevolge afdeling 3 voorgeschreven opgaven behoeft geen andere te worden gedaan dan voorgeschreven in de artikelen 364, 368 lid 2 onder a, 373 leden 1 tot en met 5, eerste volzin, 375 lid 2, waarbij de aanduiding van de rentevoet achterwege blijft, en lid 3 en 376, alsmede, zonder uitsplitsing naar soort vordering, in artikel 370 lid 2 en de opgave van het ingehouden deel van het resultaat.

4.

In de winst- en verliesrekening worden de posten genoemd in artikel 377 lid 3 onder a-d en g, onderscheidenlijk lid 4 onder a-c en f, samengetrokken tot een post bruto-bedrijfsresultaat.

5.

Het in artikel 378 lid 1 genoemde overzicht wordt slechts gegeven voor de herwaarderingsreserve, behoudens de tweede zin van artikel 378 lid 3. De artikelen, 379380, 381 leden 2 en 3, 381b, aanhef en onder a, 382a en 383 lid 1 zijn niet van toepassing. De rechtspersoon vermeldt de naam en woonplaats van de maatschappij die de geconsolideerde jaarrekening opstelt van het groepsdeel waartoe de rechtspersoon behoort. De informatie die ingevolge artikel 382 wordt vermeld, wordt beperkt tot mededeling van het gemiddelde aantal gedurende het boekjaar bij de rechtspersoon werkzame werknemers.

6.

In afwijking van afdeling 6 van deze titel komen voor de waardering van de activa en passiva en voor de bepaling van het resultaat ook in aanmerking de grondslagen voor de bepaling van de belastbare winst, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, mits de rechtspersoon daarbij alle voor hem van toepassing zijnde fiscale grondslagen toepast. Indien de rechtspersoon deze grondslagen toepast, maakt zij daarvan melding in de toelichting. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het gebruik van deze grondslagen en de toelichting die daarbij gegeven wordt.

7.

De artikelen 380c en 380d, 383b tot en met 383e, 391, 392 en 393 lid 1 zijn niet van toepassing.

8.

Artikel 394 is slechts van toepassing met betrekking tot een overeenkomstig lid 3 beperkte balans en de toelichting. In de openbaar gemaakte toelichting blijven achterwege de gegevens bedoeld in artikel 380a.

9.

Indien de rechtspersoon geen winst beoogt, behoeft hij artikel 394 niet toe te passen, mits hij

  1. de in lid 8 bedoelde stukken aan schuldeisers en houders van aandelen in zijn kapitaal of certificaten daarvan of anderen aan wie het vergaderrecht toekomt op hun verzoek onmiddellijk kosteloos toezendt of ten kantore van de rechtspersoon ter inzage geeft; en

  2. bij het handelsregister een verklaring van een accountant heeft gedeponeerd, inhoudende dat de rechtspersoon in het boekjaar geen werkzaamheden heeft verricht buiten de doelomschrijving en dat dit artikel op hem van toepassing is.

A: Inleiding

Rechtspersonen die met inachtneming van lid 2 daaraan voldoen aan twee van de in het eerste lid van dit artikel genoemde drie drempels, worden als 'kleine'rechtspersoon aangemerkt. Alsdan kunnen zij volstaan met een overeenkomstig de leden 3-7 vereenvoudigde jaarrekening, zijn de in artikel 2:392 BW opgenomen inrichtingsvereisten voor het bestuursverslag en die in artikel 2:392 BW voor de overige gegevens niet van toepassing (lid 7), bestaat er vrijstelling van de accountantscontroleplicht (lid 7) en is de opebaarmaking ingevolge artikel 2:394 BW alleen aan de orde voor de overeenkomstig lid 3 beperkte balans en de toelichting (lid 8). Dit is het 'kleine' rechtspersoon.

Dit regime kan geen toepassing vinden indien in het gaat om rechtspersonen die onder het Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft vallende beleggingsmaatschappijen en maatschappijen voor collectieve belegging in effecten zijn (art. 2:398 lid 3BW), die organisaties van openbaar belang als bedoeld in artikel 2:398 lid 7 BW zijn (kortweg: banken, verzekeringsmaatschappijen en beeursvernnootschappen). Ik verwijs naar mijn commentaar bij artikel 2:398 BW.

In bijzondere wetgeving kan het gebruik van artikel 2:396 BW zijn uitgesloten.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 396.

C: Kernproblematiek

C.1: Toepassingsbereik

De aanhef van artikel 2:396 BW begint met 'onverminderd artikel 2:395a'. Daarmee wordt tot met uitdrukking gebracht dat het micro jaarrekeningregime en subcategorie binnen 'klein' is. Alle vereenvoudigingen en verlichtingen voor de rechspersoon met klein jaarrekeningregime, zijn er ook voor de micro jaarrekeningsregmime met daarboven op het bepaalde in artikel 2:395a BW.

Om gebruik te mogen maken van de in dit artikel opgenomen verlichtingen en vereenvoudigingen moet een rechtspersoon op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan twee van de drie in het eerste lid genoemde criteria (zie voor nieuw opgerichte rechtspersonen artikel 2:398 lid 1 BW). Dat hoeven niet dezelfde criteria te zijn, zolang op beide balansdata maar voldaan wordt aan twee van de genoemde criteria. Voor de vraag of voldaan wordt aan de criteria moeten de waarde van de activa, de netto-omzet en het getal der werknemers van groepsmaatschappijen die in de consolidatie zouden moeten worden betrokken als de desbetreffende rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening zou moeten opmaken worden meegeteld, tenzij de rechtspersoon artikel 2:408 BW (tussenhoudsterregime) toepast.

De mogelijkheid voor een rechtspersoon om gebruik te maken van de verlichtingen en vereenvoudigingen eindigt, blijkens de zinsnede ‘zonder onderbreking nadien op twee opvolgende balansdata’, op het moment dat de rechtspersoon op twee opeenvolgende balansdata niet meer voldoet aan twee van de drie in het eerste lid genoemde criteria. Dit is om te vermijden dat de verlichtingen en vereenvoudigingen geen toepassing meer zouden kunnen vinden als de rechtspersoon op enige balansdatum bij wijze van toevalstreffer aan minder dan twee van de genoemde criteria voldoet.

Uit het bepaalde in lid 1 onder a blijkt dat de waardering van de activa moet geschieden op de grondslag van historische kosten, ongeacht welke waarderingsgrondslag de desbetreffende rechtspersoon in zijn (geconsolideerde) jaarrekening hanteert.

Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 2:377 lid 6 BW moet onder netto-omzet als bedoeld in lid 1 onder b worden verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon (en, in geval van consolidatie, zijn groepsmaatschappijen), onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen.

In de wet is niet bepaald wat onder ’gemiddeld aantal werknemers’ moet worden verstaan (zie ook artikel 2:383 BW). Dit geeft de rechtspersoon een zekere mate van vrijheid bij de berekening daarvan. De private organisatie Raad voor de Jaarverslaggeving gaat uit van een berekening op basis van mensjaren, toegepast voor werknemers waarmee in de zin van het BW een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

C.2: Inrichtingsverlichtingen en -vereenvoudigingen (leden 3-7)

Voor de inrichting van de jaarrekening geldt bij toepassing van het ‘kleine’ jaarrekeningregime dat de rechtspersoon op grond van lid 3 zijn balans sterk moet vereenvoudigen; op grond van lid 4 zijn winst- en verliesrekening enigszins en zijn toelichting sterk overeenkomstig de leden 5 en 7.

Blijkens lid 3 moet in elk geval de balans met de toelichting daarop ingericht overeenkomstig de vereisten van artikel 2:364 BW met in achtneming van het bepaalde in artikel 2:368 lid 2 onder a (het bedrag waarmee de boekwaarde de historische boekwaarde overtreft), artikel 2:370 lid 2 voor het totaal van de vlotte vorderingen (tot welk bedrag de vorderingen een resterende looptijd van langer dan een jaar), artikel 2:373 leden 1-5, eerste volzin (specificatie eigen vermogen, gegvens als geplaatst kapitaal niet is volgestort, verbod aftrek eigen aandelen op kapitaal, aanwijzing wettelijke reserves, koers waartegen kapitaal is omgerekend bij jaarrekening en vreemd geld, artikel 375 lid 2 tot welk bedrag schulden mmet een resterende looptijd van meer dan een jaar met weglating rentevoet alsmede tot welk bedrag de resterende looptijd langer dan vijf jaar is), lid 3 (het totaal van de schulden waarvoor rechtspersoon zakelijke zekerheid heeft gesteld alsmede opgaaf ten aanzien van welke schulden toezegging tot al dan niet zekerheidstelling voor zover noodzakelijk voor het wettelijke vereiste inzicht), artikel 2:376 (waarborgverplichting, ingedeeld naar vorm zekerheid alsmede deze verplichtingen ten behoeve van groepsmaatschappijen), en de opgaaf van de ingehouden winst. NV's en BV's zullen hierbij tevens de balansmodellen in acht moeten worden genomen.

Wat de winst- en verliesrekening betreft geldt dat enkele in lid 4 genoemde posten moeten worden samengetrokken tot een post bruto-bedrijfsresultaat. NV's en BV's moeten tevens letten op de winst- en verliesrekeningsmodellen.

Op grond van het in lid 5 bepaalde blijven voor de inrichting van de toelichting van de jaarrekening het bepaalde in de artikelen 2:378 (informatie over gehouden belangen) 380 (omzetsegmentatie), 381 lid 2 (off balance-regelingen), 381 lid 3 (transacties met verbonden partijen), 381b aanhef onder a (bepaalde informatie over niet tegen actuele waarde gewaardeerde derivaten), 382a (informatie over accountantskosten) en 383 lid 1 (bezoldiging bestuurders en commissarissen) BW buiten toepassing. Ook is blijkens lid 7 niet van toepassing het bepaalde in artikelen 2:380c (geen bestemming resultaat), 380d (opgaaf winstbewijzen) en 383b-383e BW (voor open NV’s voorgeschreven informatie over bezoldiging van individuele bestuurders en commissarissen; over aandelenoptierechten van individuele bestuurders, individuele commissarissen en gezamenlijke werknemers; en om leningen, voorschotten en garanties ten behoeve van iedere bestuurder en commissaris).

Voorts volstaat in de toelichting het in artikel 2:378 lid 1 genoemde verloopoverzicht van de herwaarderingsreserve behoudens de tweede zin van art. 2:378 lid 3 BW (in de tweede volzin van artikel 2:378 lid 3 BW gaat om de door NV te vermelden gegevens over transacties in eigen aandelen), de in artikel 2:382 BW voorgeschreven informatie te beperken tot het gemiddelde aantal gedurende het boekjaar bij de rechtspersoon werkzame werknemers, en als de rechtspersoon deel uitmaakt van de ggroep van een andere maatschappij te vermelden de naam en woonplaats van de maatschappij die de gecondolideerde jaarrekening opstelt van het groepsdeel waartoe de rechtspersoon behoort.

Op grond van het bepaalde in lid 6 mag een rechtspersoon zijn activa en passiva waarderen overeenkomstig de fiscale waarderingsgrondslagen op voorwaarde dat hij (i) alle voor hem van toepassing zijnde fiscale grondslagen toepast (geen “cherry-picking”) en (ii) daarvan melding maakt in de toelichting van de jaarrekening. Op grond van het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen gelden voor de rechtspersoon die van het bepaalde in lid 6 gebruik maakt enkele aanvullende eisen met betrekking tot de in de toelichting van de jaarrekening op te nemen informatie. Binnen het eigen vemogen moet afzonderlijk de fiscale herinvesteringsreserves blijken, moet in de winst- en verliesrekening blijken het deel van de kosten die niet of slechts beperkt aftrekbaar zijn, blijken en afzonderlijk de post vennootschapsbelasting over het boekjaar, direct na de post winst voor belasting, moet in de toelichting worden vermeld voor welke posten het gebruik van fiscale grondslagen leidt tot een afwijkende van de waardering volgens afdeling 6 van Titel 9 die voor het inzicht in het vermogen van belang is.

Voor het bestuursverslag (artikel 2:391 BW) en de voor de overige gegevens geldende vereisten (artikel 2:392 BW) zijn niet van toepassing (lid 7). Overleggen van het bestuursversalg aan aandeelhouders, leden resp. nij een stichting op te nemen informatie.

C.3: Openbaarmakingsverlichtingen en –vereenvoudigingen (leden 8 en 9)

In lid 8 is bepaald dat de openbaarmaking van de opgemaakte resp. vastgestelde jaarekening op grond van artikel 2:394 BW slechts van toepassing met betrekking tot de overeenkomstig lid 3 beperkte balans en de toelichting, waarbij uit de toelichting de in artikel 2:380a BW opgaaf van de niet in de balans en de winst- en verliesrekening verwerkte gebeurtenissen met belangrijke financiële gevolgen en de vermelding van de omvang ervan achterwege blijft. Deze formulering brengt dat als in de vastgestelde dan wel opgemaakte jaarrekening de verlichtingen en vereenvoudigingen geheel of ten dele niet zijn toegepast, zij alsnog in het kader van de openbaarmaking op grond van artikel 2:394 BW worden toegepast.

Als fiscale gronden zijn gebruikt, moet die van de jaarrekening deel uitmakende toelichting waarin is veremeld voor welke posten deze grondslagen hebben geleid tot een waardering die afwijkt van een waardering volgens afdeling 6 van Titel 9 die van belang is voor het inzicht in het vermogen, ook ingevlge artikel 2:394 BW worden openbaar gemaakt.

Voor het overige blijft het in artikel 2:394 BW bepaalde over de openbaarmaking bij het handelsregister, hetgeen meebrengt dat uit het openbaargemaaakte stuk moet blijken de mededeling van vaststelling resp. van niet-vaststelling, de termijnen die in artikel 2:394 BW zijn genoemd, in acht moeten worden genomen, en dat openbaarmaking op de in artikel 2:394 BW bepaalde wijze moet plaatsvinden met inachtneming van het Besluit elektronische deponering handelsregister.

Op grond van lid 9 kunnen rechtspersonen die geen winst beogen, gebruik maken van een volledige vrijstelling van de bestaande verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening (art. 2:394 BW) wanneer aan de in dat lid genoemde cumulatieve vereisten wordt voldaan.Onder accountant als bedoeld in onderdeel b van lid 9 moet worden verstaan: een in het openbaar beroep werkzame registeraccountant, of accountant-administratieconsulent.

C.4: Vrijstelling van accountantscontrole (lid 7)

Voor een rechtspersoon met klein jaarrekeningregime geldt geen door de voorgeschreven accountantcontroleplicht (lid 7).

C.5: Gecondoliceerde jaarrekening

Als een rechtspersoon met klein jaarrekingsregime op grond van artikel 2:406 BW consolidatieplichtig is, moet hij in zijn jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening opnemen, behoudens vrijstelling van consolidatieplicht resp. de bevoegdheid om van consolidatie af te zien. Als die er niet is of van de bevoegdheid geen gebruik is gemaakt, zijn de inrichtingsverlichtingen en -vereenvoudigingen blijkens artikel 2:410 lid 1 BW ook van toepassing in de geconlosideerde jaarrekening, tenzij deze is ingericht volgens EU IFRS. Als van de jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening deel uitmaakt, kan de enkelvoudige winst- en verleisrekening overeenkomstig artikel 2:402 BW worden vereenvoudigd.

C.6: Bevoegdheid tot verschaffing van meer informatie

Een rechtspersoon met klein jaarrekeningregime kan de verlichtingen en vereenvoudigingen geheel of gedeeltelijk buiten aanmerking laten als de algemene vergadering uiterlijk zes maanden na de aanvang van het boekjaar daartoe heeft besloten (art. 2:398 lid 2 BW) Zo kan bijvoorbeeld worden besloten om van de verlichtingen en vereenvoudigingen ter zake van de inrichting van de jaarrekening geen gebruik te maken, maar wel bij openbaarmaking

C.7: Groepsregime

Indien een tot de groep van een andere maatschappij behorende rechtspersoon met klein jaarrekeningregime bevoegd is van Titel 9 af te wijken op grond van het groepsregime (art. 2:403 BW), maar hij van alle in Titel 9 opgenomen inrichtingsvereisten afwijken, en dus ook van die van artikel 2:396 BW – voor het bestuursverslag en overige gegevens geldt zulks al op grond van artikel 2:396 BW – en is hij van rechstwege vrijgesteld van accountantscontroleplicht (wat hij al is op grond van artikel 2:395 lid 7 BW) en van de depotplicht uit hoofde van artikel 2:394 BW.

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 396.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser/Maeijer & Kroeze 2-I*, Rechtspersonenrecht De rechtspersoon, Deventer: Wolters Kluwer 2015, nrs 574 en 575.
  • Assink, B.F. en W.J. Slagter, Compendium Ondernemingsrecht (Deel 2), negende druk, Deventer: Kluwer 2013 § 139.
  • Beckman, H. Hoofdlijnen van het jaarrekeningenrecht, tweede druk, bewerkt door H. Beckman en E.A. Marseille, Deventer: Kluwer 2013.
  • Beckman, H., en F. Krens (red.), Compendium voor de jaarrekening (losbl.), Deventer: Wolters Kluwer, hoofdstuk 2.3 alsmede paragrafen 3.2.5, 3.3.5, 3.5.4, 3.6.4 en hoofdstuk 5.4.
  • Buijn, F.K. en P.M. Storm, Ondernemingsrecht BV en NV in de praktijk, Deventer: Kluwe, 2013, § 15.7.
  • Groene Serie, Rechtspersonen (losbl.), Deventer: Kluwer, commentaar op artikel 2:396 BW.
  • Heijden, E.J.J.en W.C.L. van der Grinten en bewerkt doorP.J. Dortmond, Handboek voor de Naamloze en de Besloten Vennootschap, dertiende druk, Deventer: Kluwer 2013, nr. 324.2.
  • Kiersch, E.D.G., in: T&C Ondernemingsrecht, zevende druk, Deventer: Wolters Kluwer 2014, aantekeningen bij art. 2:396 BW.