Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 150 (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. G.G. Boeve en mr. L.I. Koenderman

Artikel 150 Tekst van de hele regeling

Een vordering gaat bij wijze van subrogatie over op een derde:

  1. indien een hem toebehorend goed voor de vordering wordt uitgewonnen;

  2. indien hij de vordering voldoet omdat een hem toebehorend goed voor de vordering verbonden is;

  3. indien hij de vordering voldoet om uitwinning te voorkomen van een hem niet toebehorend goed, mits door de uitwinning een recht dat hij op het goed heeft, verloren zou gaan of de voldoening van een hem toekomend vorderingsrecht in gevaar zou worden gebracht;

  4. krachtens overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar, mits de schuldeiser op het tijdstip van de voldoening deze overeenkomst kende of hem daarvan kennis was gegeven.

A: Inleiding

Afdeling 2 van Titel 2 Boek 6 ziet op de gevallen van subrogatie van derden – natuurlijke personen of rechtspersonen die niet als hoofdelijk schuldenaar tot de prestatie zijn verplicht, maar op wie hoogstens, niet eens altijd, een verhaalsaansprakelijkheid rust – in de rechten tegenover schuldenaren en tegenover andere derden en geeft, in aansluiting daarop, een subsidiair verhaalsrecht tussen de bij een dergelijk geval betrokken derden onderling.

Artikel 6:150 geeft een niet-limitatieve opsomming van gevallen waarin subrogatie plaatsvindt (zie elders voor subrogatie bijvoorbeeld artikel 6:12 BW en artikel 7:866 lid 3 BW). De artikelen 6:151 en 6:152 BW regelen de gevolgen van subrogatie ex artikel 6:150. De artikelen 6:153 en 6:154 BW bevatten (daarentegen) bepalingen die voor alle vormen van subrogatie gelden (Parl. Gesch. Boek 6, p. 554).

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 150.

C: Kernproblematiek

C.1: Algemeen

Voor subrogatie in de gevallen sub a-d van onderhavig artikel is vereist dat de vordering wordt voldaan, hetzij doordat de derde betaalt (b-d), hetzij doordat een hem toebehorend goed wordt uitgewonnen (geval a). Daaruit volgt in de eerste plaats dat de schuldeiser subrogatie kan verhinderen door te weigeren de door de derde aangeboden prestatie in ontvangst te nemen. In dat geval treden in het algemeen de gevolgen van schuldeisersverzuim in. Niet alleen de schuldenaar kan zich op de rechtgevolgen van schuldeisersverzuim beroepen, maar in de gevallen b-c kan ook de derde hierop een beroep doen (zie artikel 6:73 BW). In de tweede plaats volgt daaruit dat subrogatie niet intreedt indien het door de derde gepresteerde niet een behoorlijke voldoening of nakoming van de verbintenis betreft; in dat geval blijft de schuldenaar tot voldoening jegens de schuldeiser gehouden (Parl. Gesch. Boek 6, p. 557).

Een beding tussen schuldeiser en schuldenaar waarin is opgenomen dat de verbintenis niet door een derde kan worden nagekomen, is geen beletsel tegen het intreden van subrogatie indien de schuldeiser de prestatie van de derde aanvaardt (Parl. Gesch. Boek 6, p. 557).

Voor alle gevallen a-d geldt voorts dat, indien de schuldeiser van de derde verkrijgt hetgeen de schuldenaar hem was verschuldigd, de vordering krachtens het onderhavige artikel overgaat op de derde, zonder dat de schuldeiser en de schuldenaar dit kunnen verhinderen. Ook indien de schuldeiser en de schuldenaar zijn overeengekomen – hetzij bij het ontstaan van de vordering, hetzij later – dat de vordering niet vatbaar is voor subrogatie of zelfs dat zij voor geen enkele overgang vatbaar is, gaat de vordering niettemin over op een derde (Parl. Gesch. Boek 6, p. 558).

Door subrogatie vindt geen overdracht, maar overgang van de vordering plaats. Door subrogatie verkrijgt de derde daarom ook de zekerheidsrechten, voorrechten en nog niet opeisbare rente of boete ex artikel 6:142 BW; hem kunnen verder dezelfde verweermiddelen worden tegengeworpen als aan de vorige schuldeiser (zie artikel 6:145 BW). De voor overdracht geldende bepaling van artikel 6:144 BW is niet toepasselijk bij subrogatie (Parl. Gesch. Boek 6, p. 558).

Bij gedeeltelijke voldoening van de vordering door de derde, gaat deze ook slechts voor dat gedeelte bij wijze van subrogatie over. Indien aan de vordering een pandrecht, hypotheek, borgtocht of wettelijk voorrecht is verbonden, gaan deze rechten voor een evenredig deel over op de derde die in een deel van de vordering wordt gesubrogeerd overeenkomstig artikel 6:142 BW. Ten aanzien van dat pand- of hypotheekrecht na de gedeeltelijke subrogatie ontstaat een gemeenschap in de zin van titel 3.7, hetgeen impliceert dat daarop dan van toepassing zijn de artikelen 3:166 BW en verder (Groene Serie Privaatrecht, 2008.12, verbintenissenrecht, aant. 14 bij artikel 6:150). De belangrijkste consequentie daarvan is dat de bevoegdheid tot beheer van het gemeenschappelijke zekerheidsrecht in beginsel slechts aan de deelgenoten gezamenlijk toekomt (zie artikel 3:170 lid 2 BW). De opbrengst van het goed waarop het zekerheidsrecht of voorrecht rust, respectievelijk het door de borg verschuldigde, komt ten goede aan de schuldeiser en aan de derde, naar evenredigheid van het aan elk van hun verschuldigde (Parl. Gesch. Boek 6, p. 560).

C.2: Sub a en b

De sub a en b vermelde gevallen van subrogatie hangen nauw samen. Tezamen regelen zij het geval dat een aan de derde toebehorend goed voor de vordering is verbonden, en dat de derde de vordering hetzij onvrijwillig voldoet, doordat de uitwinning inderdaad plaatsvindt (sub a), hetzij vrijwillig voldoet om juist eventuele latere uitwinning te voorkomen (sub b). In het geval b wordt, anders dan in het geval c, niet de eis gesteld dat het goed dreigde te worden uitgewonnen. Ook indien geen executie dreigt, kan de eigenaar er immers belang bij hebben zijn goed te bevrijden van pandrechten, hypotheken en wettelijke verhaalsrechten (Parl. Gesch. Boek 6, p. 558-559).

C.3: Sub c

In het onder c bedoelde geval dreigt een niet aan de betalende derde toebehorende zaak te worden uitgewonnen, waardoor voor de derde een beperkt recht met betrekking tot het goed dreigt verloren te gaan. Behalve aan het verloren gaan van beperkte rechten kan worden gedacht aan de mogelijkheid dat de derde de huurder van het goed is, een vorderingrecht tot levering van het goed heeft of een geldvordering niet meer met succes op het goed kan verhalen, omdat de vordering van de executant in rang boven de zijne gaat. Bovendien omvat de redactie het geval dat door de uitwinning bijvoorbeeld de machines verloren zouden gaan, waarmee de goederen die de schuldenaar zich verplichtte aan de derde te leveren, moeten worden vervaardigd (Parl. Gesch. Boek 6, p. 560). Voor subrogatie is niet nodig dat het vorderingsrecht van de gesubrogeerde derde door de schuldenaar wordt erkend, althans niet wordt betwist, of dat ter zake tussen de schuldenaar en de gesubrogeerde en vonnis is gewezen waaraan gezag van gewijsde toekomt. In gevallen waarin sprake is van een gesteld vorderingsrecht dat volstrekt illusoir is kan sprake zijn van misbruik van het recht van subrogatie (Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 16 oktober 2013, NJF 2013/477, ECLI:NL:EGEAA:2013:24).

C.4: Sub d

Subrogatie wordt onbeperkt toegestaan indien de schuldenaar daarmee instemt, vandaar dat sub d geen nadere eisen stelt ten aanzien van de aard van de vordering of de positie van de derde. Niet is vereist dat de schuldeiser tot de overeenkomst meewerkt, maar wel dat hij met de overeenkomst bekend is, of dat hem daarvan kennis is gegeven, een en ander vóór, of uiterlijk tegelijk met de voldoening; is de schuldeiser op dat tijdstip niet bekend met de overeenkomst of daarvan verwittigd, dan is de vordering tenietgegaan door de voldoening, en kan zij niet ten bate van de derde herleven door een latere kennisgeving (Parl. Gesch. Boek 6, p. 559).

Voor subrogatie overeenkomstig sub d is niet voldoende dat de overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar ertoe strekt dat de schuldenaar wenst dat de vordering wordt voldaan en de derde bereid is de vordering te voldoen, maar voor subrogatie in de zin van deze bepaling is vereist dat de overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar tevens ertoe strekt dat de vordering van de schuldeiser bij wege van subrogatie overgaat op de derde (HR 29 februari 2008, NJ 2008, 144, «JOR» 2008/93, m.nt. Leijten, ECLI:NL:HR:2008:BC2199 (Café Bar Caribbean/Licores Maduro)).

Indien in een overeenkomst een onoverdraagbaarheidsbeding is opgenomen dan geldt het uitgangspunt dat moet worden aangenomen dat een dergelijk beding uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd (HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682). Zie ook r.o. 4.8-4.9 van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 december 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:9254). 

D: Jurisprudentie uitgebreid

HR 29 februari 2008, NJ 2008, 144, «JOR» 2008/93, m.nt. Leijten, ECLI:NL:HR:2008:BC2199 (Café Bar Caribbean/Licores Maduro);

het hof heeft miskend dat voor subrogatie in de zin van artikel 6:150, aanhef en onder d, BW niet voldoende is dat de overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar ertoe strekt dat de schuldenaar wenst dat de vordering wordt voldaan en de derde bereid is de vordering te voldoen, maar dat voor subrogatie in de zin van deze bepaling vereist is dat de overeenkomst tussen de derde die de vordering voldoet en de schuldenaar tevens ertoe strekt dat de vordering van de schuldeiser bij wege van subrogatie overgaat op de derde.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 150.

F: Literatuurverwijzing

  • Hondius, E.H. (red.), Groene Serie Privaatrecht, Verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 2008. Via RO bijgewerkt tot 01-12-2010.
  • Wibier, R.M., Overgang van vorderingen en schulden en afstand van vorderingen, Monografie Nieuw BW B44, Deventer: Kluwer, 2009.
  • Zeben, C.J. van, J.W. Du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981.