Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 193g (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 29-12-2016 door mr. H.W. Roerdink

Artikel 193g Tekst van de hele regeling

De volgende handelspraktijken zijn onder alle omstandigheden misleidend:

  1. beweren aan een gedragscode gebonden te zijn en daarnaar te handelen, wanneer dit niet het geval is;

  2. een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortgelijk label aanbrengen zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben gekregen;

  3. beweren dat een gedragscode door een publieke of andere instantie is erkend wanneer dit niet het geval is;

  4. beweren dat een handelaar of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl dat niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring is voldaan;

  5. producten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden zonder dat de handelaar aangeeft dat er een gegrond vermoeden bestaat dat hij deze producten of gelijkwaardige producten niet tegen die prijs kan leveren of door een andere handelaar kan doen leveren gedurende een periode en in hoeveelheden die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs, redelijk zijn;

  6. producten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden en vervolgens:

    1. 1°.

      weigeren het aangeboden artikel aan de consument te tonen, of

    2. 2°.

      weigeren een bestelling op te nemen of het product binnen een redelijke termijn te leveren, of

    3. 3°.

      een exemplaar van het artikel met gebreken tonen, met de bedoeling een ander product aan te prijzen;

  7. bedrieglijk beweren dat het product slechts gedurende een zeer beperkte tijd beschikbaar zal zijn of dat het slechts onder speciale voorwaarden gedurende een zeer beperkte tijd beschikbaar zal zijn om de consument onmiddellijk te doen beslissen en hem geen kans of onvoldoende tijd te geven een geïnformeerd besluit te nemen;

  8. de consument met wie de handelaar voorafgaand aan de transactie heeft gecommuniceerd in een taal die geen officiële taal is van de lidstaat waar de handelaar gevestigd is, beloven een klantendienst te verschaffen en deze dienst vervolgens enkel beschikbaar te stellen in een andere taal zonder dit duidelijk aan de consument te laten weten alvorens de consument de overeenkomst aangaat;

  9. beweren of anderszins de indruk wekken dat een product legaal kan worden verkocht terwijl dit niet het geval is;

  10. wettelijke rechten van consumenten voorstellen als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de handelaar;

  11. redactionele inhoud in de media, waarvoor de handelaar heeft betaald, gebruiken om reclame te maken voor een product, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de consument identificeerbare beelden of geluiden blijkt;

  12. feitelijk onjuiste beweringen doen betreffende de aard en de omvang van het gevaar dat de persoonlijke veiligheid van de consument of zijn gezin zou bedreigen indien de consument het product niet koopt;

  13. een product dat lijkt op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product op een zodanige wijze aanbevelen dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product inderdaad door die fabrikant is vervaardigd, terwijl dit niet het geval is;

  14. een piramidesysteem opzetten, beheren of aanbevelen waarbij de consument tegen betaling kans maakt op een vergoeding die eerder voortkomt uit het aanbrengen van nieuwe consumenten in het systeem dan uit de verkoop of het verbruik van goederen;

  15. beweren dat de handelaar op het punt staat zijn zaak te beëindigen of te verhuizen, indien dit niet het geval is;

  16. beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken;

  17. bedrieglijk beweren dat een product ziekten, gebreken of misvormingen kan genezen;

  18. feitelijk onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen met de bedoeling de consument het product te doen aanschaffen tegen voorwaarden die minder gunstig zijn dan de normale marktvoorwaarden;

  19. in de context van een handelspraktijk beweren dat er een wedstrijd wordt georganiseerd of prijzen worden uitgeloofd zonder de aangekondigde prijzen of een redelijk alternatief daadwerkelijk toe te kennen;

  20. een product als gratis, voor niets of kosteloos te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen;

  21. marketingmateriaal voorzien van een factuur of een soortgelijk document waarin om betaling wordt gevraagd, waardoor bij de consument de indruk wordt gewekt dat hij het aangeprezen product al heeft besteld terwijl dat niet het geval is;

  22. op bedrieglijke wijze beweren of de indruk wekken dat de handelaar niet optreedt ten behoeve van zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep of zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument;

  23. op bedrieglijke wijze de indruk wekken dat voor een bepaald product service na verkoop beschikbaar is in een andere lidstaat dan die waar het product wordt verkocht.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 193g.

C: Kernproblematiek

Dit artikel bevat een zwarte lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden misleidend zijn. (Voor uitleg van het begrip ‘onder alle omstandigheden’, zie Sdu Commentaar Vermogensrecht, artikel 6:193i BW. De handelspraktijk is dan per definitie onrechtmatig.) Deze praktijken hoeven derhalve niet individueel aan artikel 6:193c BW te worden getoetst (Richtlijn considerans 17). De lijst bevat onderdeel 1 t/m 23 van Bijlage I van de Richtlijn en kan, gelet op het doel van maximumharmonisatie, niet op nationaal niveau worden aangevuld, maar alleen door herziening van de Richtlijn (Richtlijn considerans nr. 17 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 928, nr. 3, p. 17 (MvT). Zie voor de overige bepalingen van de zwarte lijst met betrekking tot agressieve handelspraktijken artikel 6:193i BW.) De zwarte lijst is bewust in de wet opgenomen omdat de lijst een integraal onderdeel uitmaakt van de Richtlijn en de kenbaarheid door opname in de wet wordt vergroot (Kamerstukken II 2006/2007, 30 928, nr. 3, p.17).

C.1: Wel voldaan aan eisen, geen goedkeuring

Als een product voldoet aan de eisen van een bepaalde instelling en de handelaar benoemt dit, zonder te beweren dat het product is aanbevolen, erkend of goedgekeurd, dan valt deze mededeling niet onder artikel 193g sub d. Mocht door de context of anderszins deze bewering toch geïmpliceerd worden, terwijl dit niet het geval is, dan valt deze handelspraktijk hier wel onder ( Kamerstukken I 2007/2008, 30 928, C, p. 10 en 11 (MvA)).

C.2: Bedrieglijk beweren

Artikel 193g sub g spreekt over ‘bedrieglijk’ beweren. Dit begrip moet in het licht van het privaatrechtelijke begrippenkader worden uitgelegd. (Zie Kamerstukken I 2007/2008, 30 928, C, p. 11; volgens de memorie van antwoord moet voor de uitleg van dit begrip niet worden aangesloten bij het begrip ‘bedrog’ van het Wetboek van Strafrecht.)

C.3: ‘Bait and switch’

Artikel 193g sub f geeft onder 3 de situatie weer waarin een gebrekkig product wordt aangeboden met de bedoeling een ander product aan te prijzen. Dit is de kern van de bepaling. De gevallen die genoemd worden onder 1 en 2 moeten dan ook in dit licht gelezen worden (Verkade (2009), p. 53). De Richtlijn noemt dit ‘bait and switch’. (Zie Bijlage I bij de Richtlijn, nummer 6.)

C.4: Tijdsdruk

Het tijdens colportagebezoeken aangeven dat een geboden korting alleen op het moment van het bezoek geldt, waardoor een consument wordt gedwongen om onmiddellijk over het gedane aanbod te beslissen, kan worden aangemerkt als een misleidende handelspraktijk (Consumentenautoriteit 27 mei 2011, besluit in zaak 661/Greenchoice).

C.5: Opheffingsuitverkoop

De in artikel 193g sub o gebruikte zinsnede ‘op het punt staan’ maakt duidelijk dat het gebruik maken van de vaak gehanteerde term ‘opheffingsuitverkoop’, die meestal een langere periode beziet, getoetst moet worden aan het algemene criterium van artikel 6:193c BW. (Zie Bijlage I bij de Richtlijn, nummer 15 en Verkade (2009), p. 53.)

C.6: Gratis product

Artikel 193g sub t maakt duidelijk dat gratis ook daadwerkelijk gratis dient te zijn en dat lijkt in samenhang met artikel 193e sub c te impliceren dat moet worden aangegeven wat de ‘onvermijdelijke kosten’ zijn om in te gaan op het aanbod (zie Consumentenautoriteit 17 juni 2010, besluit in zaak 510/Celldorado, en besluit op bezwaar 3 maart 2011). Onduidelijkheid over de wijze waarop een ‘gratis product’ verkregen kan worden en/of het feit dat blijkt dat de gratis producten alleen verstrekt worden aan consumenten die ter plekke een duurder product kopen, kan ook als een misleidende handelspraktijk worden aangemerkt (Consumentenautoriteit 7 april 2011, besluit in zaak 529/Goltex Vertriebs).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 193g.

F: Literatuurverwijzing

  • Micklitz, H.W., N. Reich en P. Rott, Understanding EU Consumer Law, Antwerp-Oxford-Portland: Intersentia 2009.
  • Trompenaars, B.W.M en M.Y.N. Alibux, ‘De consumentenautoriteit en de Wet oneerlijke handelspraktijken’, MvV 2011, nr. 7/8, p. 208-215.
  • Verkade, D.W.F., Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten, Deventer: Kluwer 2009.