Nadat een ontbindende voorwaarde is vervuld, is de schuldeiser verplicht de reeds verrichte prestaties ongedaan te maken, tenzij uit de inhoud of strekking van de rechtshandeling anders voortvloeit.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 24 (Letselschade) en (Vermogensrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 30-12-2016 door mw. R. van de Laarschot en mr. P. Ras
Artikel 24 Tekst van de hele regeling
Strekt de verplichting tot ongedaanmaking tot teruggave van een goed, dan komen de na de vervulling van de voorwaarde afgescheiden natuurlijke of opeisbaar geworden burgerlijke vruchten aan de schuldenaar toe en zijn de artikelen 120-124 van Boek 3 van overeenkomstige toepassing met betrekking tot hetgeen daarin is bepaald omtrent de vergoeding van kosten en van schade, voor zover die kosten en die schade na de vervulling zijn ontstaan.
A: Inleiding
Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Ongedaanmakingsverplichting
Ingevolge artikel 6:22 BW vervalt de verbintenis indien de ontbindende voorwaarde in vervulling treedt. Tegelijkertijd ontstaat een verbintenis uit de wet: ‘de schuldeiser is verplicht de reeds verrichte prestaties ongedaan te maken, tenzij uit de inhoud of strekking van de rechtshandeling anders voortvloeit’ (artikel 6:24 lid 1 BW). De verbintenis uit de wet die door vervulling van de ontbindende voorwaarde tot stand komt, houdt in dat de partij die heeft gepresteerd voordat de ontbindende voorwaarde is vervuld, een persoonlijk vorderingsrecht jegens zijn wederpartij verkrijgt tot ongedaanmaking van de prestaties: de ongedaanmakingsverplichting. Uit die verplichting volgt dat hetgeen voorafgaand aan de vervulling betaald of geleverd is, kan worden teruggevorderd. …