De ontbinding vindt plaats door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde. Indien de overeenkomst langs elektronische weg is totstandgekomen, kan deze tevens door een langs elektronische weg uitgebrachte verklaring worden ontbonden. Artikel 227a lid 1 is van overeenkomstige toepassing.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 267 (Letselschade) en (Vermogensrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. G.N. van Kooten
Artikel 267 Tekst van de hele regeling
Zij kan ook op zijn vordering door de rechter worden uitgesproken.
A: Inleiding
Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 267.
C: Kernproblematiek
Een wederkerige overeenkomst kan worden ontbonden door een schriftelijke verklaring of door een rechterlijke uitspraak.
C.1: Buitengerechtelijke ontbindingsverklaring
De schuldeiser heeft de keuze de overeenkomst zelf te ontbinden of de rechter te verzoeken de ontbinding uit te spreken. De ontbindingsverklaring van de schuldeiser dient schriftelijk te geschieden. In de verklaring dient de grond voor ontbinding te worden opgenomen evenals een verwijzing naar de overeenkomst waarop zij ziet. Wanneer voor ontbinding een ingebrekestelling is vereist dan kan deze worden gecombineerd met een voorwaardelijke ontbindingsverklaring (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1006). De ontbindingsverklaring kan ook bij deurwaardersexploot worden uitgebracht of in een dagvaarding worden opgenomen. (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1017). Een niet-schriftelijke ontbindingsverklaring is in beginsel nietig en blijft zonder effect. Betoogd wordt dat dit in noodgevallen anders kan zijn. Van Boom (2013), artikel 267, aant. 1.2.
De wetgever heeft aan de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring geen verdere eisen willen verbinden dan de schriftelijkheidseis (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1015). Naar moet worden aangenomen, ligt hieraan ten grondslag dat de buitengerechtelijke ontbinding een eenvoudig te hanteren instrument moet zijn. Daarom kan in zijn algemeenheid niet de eis gesteld worden dat een dergelijke verklaring de gronden voor de ontbinding dient te vermelden teneinde rechtsgevolg te kunnen hebben. Dat brengt tevens mee dat de schuldeiser die in zijn ontbindingsverklaring wel een of meer gronden voor de ontbinding heeft genoemd in rechte ook andere gronden aan de ontbinding ten grondslag mag leggen dan de reeds eerder door hem vermelde (HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6997).
De overeenkomst wordt ontbonden op het moment dat de verklaring de ontvanger heeft bereikt (artikel 3:37 lid 3 BW).
C.1.1: Ontbinden via elektronische weg
Bij de Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel ( Stb. 2004, 210) is artikel 6:267 BW voorzien van een regeling voor ontbinding van elektronische contracten. Wanneer de overeenkomst langs elektronische weg is totstandgekomen, kan deze tevens door een langs elektronische weg uitgebrachte verklaring worden ontbonden. De elektronische ontbindingsverklaring moet voldoen aan de vereisten opgesomd in artikel 6:227a BW: de overeenkomst is raadpleegbaar door partijen, er is voldoende waarborg van de authenticiteit van de overeenkomst en het moment van totstandkoming van de overeenkomst en de identiteit van de partijen kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld.
C.2: Rechterlijke uitspraak
De schuldeiser is in beginsel vrij in zijn keuze voor de wijze van ontbinding. De ontbinding kan gevraagd worden door het instellen van een vordering of bij wege van verweer. Vooral wanneer de schuldeiser niet op eigen risico de beslissing wil nemen de overeenkomst te ontbinden is het gerechtelijk vonnis de aangewezen wijze van ontbinding (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1016). De beslissing van de rechter is in beginsel constitutief. In een aantal bijzondere wetsbepalingen wordt een gerechtelijk vonnis voorgeschreven, zie artikel 7:231 lid 1, 7:686 en 7:905 BW.
De wederpartij kan bestrijden dat de ontbindingsverklaring gerechtvaardigd was, maar zich erbij neerleggen dat degene die de ongerechtvaardigde ontbindingsverklaring heeft uitgebracht de overeenkomst niet meer uitvoert; de wederpartij zal dan ook van haar zijde de overeenkomst niet (verder) uitvoeren. In een zodanig geval ziet de wederpartij weliswaar af van haar recht op nakoming, maar dat betekent niet zonder meer dat zij daarmee ook haar rechten prijsgeeft die voortvloeien uit de niet-gerechtvaardigde ontbindingsverklaring. Beslist de rechter dat de ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd was, dan staat daarmee in beginsel niet alleen vast dat de overeenkomst partijen nog steeds bindt, maar ook dat de ontbindingsverklaring heeft geleid tot verzuim van de partij die deze verklaring aflegde. Zie HR 8 juli 2011, NJ 2012, 684, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684 (G4/Hanzevest). De partij die de verklaring aanvaardt, kan deze aldus splitsen dat de ontbinding wel, maar de wanprestatie niet wordt erkend. Zie HR 29 januari 2016, NJ 2016, 91, ECLI:NL:HR:2016:152.
D: Jurisprudentie uitgebreid
Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 267.
F: Literatuurverwijzing
- Asser, C. en Jac. Hijma, Bijzondere overeenkomsten. Koop en ruil (Asser-Hijma 7-I*), Deventer: Kluwer 2013.
- Bakels, F.B., Wederkerige overeenkomsten en ontbinding wegens tekortkoming (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1994.
- Bakels F.B., Ontbinding van overeenkomsten (Mon. BW nr. B58), Deventer 2011.
- Boom, W.H. van, ‘I. Artikelsgewijs commentaar op titel 1, 2, 4 en 5’, in: E.H. Hondius (red.), Groene Serie Verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 2015.
- Boom, W.H. van, ‘Ontbinding zonder formaliteiten’, Ars Aequi 2012, p. 366 e.v.
- Brunner, C.J.H. en G.T. de Jong, Verbintenissenrecht algemeen, Deventer: Kluwer 2014.
- Feenstra, A.J., ‘Ontbinding door middel van een verklaring; wel en wee in het NBW’, WPNR 1990, p. 555-561.
- Frenk, N. en T. Hartlief, ‘De werking van het constitutieve ontbindingsvonnis’, NTBR 1993, p. 1-5.
- Hartkamp, A.S. en C. Sieburgh, Verbintenissenrecht – Algemeen Overeenkomstenrecht (Asser/Hartkamp/Sieburgh 6-III*), Deventer: Kluwer 2014.
- Hartkamp, A.S., De invloed van het Europese recht op het Nederlandse privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007.
- Hartlief, T., ‘Ontbinding wegens wanprestatie, rechterlijke vrijheid en tijdstip van bevrijding’, RM- Themis 1993, p. 60-80.
- Hartlief, T., ‘Enkele processuele aspecten van ontbinding wegens wanprestatie’, TvCR1994, p. 53-57.
- Hartlief, T., Ontbinding (diss.Groningen), Deventer: Kluwer 1994.
- Hijma, J. en M.M. Olthof, Compendium Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2014.
- Jordaans, J.P., ‘Buitengerechtelijke vernietiging en ontbinding’ in: Rechterlijke macht en Nieuw BW (BW-Krant Jaarboek), Deventer: Kluwer 1990, p. 95-117.
- Rijssen, G. van, ‘Contractsoverneming en ontbinding’, WPNR 2008, p. 565-572.
- Stolp M.M., Ontbinding, schadevergoeding en nakoming — de remedies voor wanprestaties in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit (diss. Nijmegen), Deventer 2007.
- Vries, G.J.P. de, Recht op nakoming en schadevergoeding en ontbinding wegens tekortkoming, Deventer: Kluwer 1997.
- Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981.