Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 277 (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. G.N. van Kooten

Artikel 277 Tekst van de hele regeling

1.

Wordt een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.

2.

Indien de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend, is het vorige lid slechts van toepassing binnen de grenzen van het in artikel 78 bepaalde.

A: Inleiding

Op grond van artikel 6:277 BW heeft de partij jegens wie wanprestatie is gepleegd naast ontbinding ook recht op vergoeding van de schade die hij door de tekortkoming en de ontbinding van de overeenkomst heeft geleden. De verplichting tot vergoeding van schade bestaat alleen wanneer de tekortkoming toerekenbaar is of artikel 6:78 BW grond geeft voor vergoeding van de geleden schade (lid 2). Op de verplichting tot schadevergoeding zijn de algemene bepalingen van de afdelingen 6.1.9 en 6.1.10 van overeenkomstige toepassing, althans voor zover hun strekking niet het tegendeel meebrengt (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1036).

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 277.

C: Kernproblematiek

C.1: Recht op schadevergoeding

Nu aan de ontbinding terugwerkende kracht ontbreekt, voorziet artikel 6:277 BW erin dat de teleurgestelde partij financieel in de positie wordt gebracht waarin zij zou zijn geweest wanneer de overeenkomst onberispelijk zou zijn nagekomen. Zie: De Vries (1997), p. 200. De partij jegens wie wanprestatie is gepleegd kan naast ontbinding ook schadevergoeding op basis van het positief contractsbelang verkrijgen. Zie Parl. Gesch. Boek 6, p. 1035 en HR 19 mei 1995, NJ 1995, 331,ECLI:NL:HR:1995:ZC1731 (Ordelmans/Lademo IV). Hartlief en Bakels zijn in hun proefschrift van mening dat artikel 6:277 BW overbodig is. Het artikel stelt in ieder geval buiten twijfel dat (naast de door wanprestatie geleden schade) ook de schade die door de ontbinding wordt veroorzaakt voor vergoeding in aanmerking komt. Zie Parl. Gesch Boek 6, p. 1036, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III*, nr. 710-711 en HR 8 juli 2011, RvdW 2011, 905, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684.

Op een vordering tot schadevergoeding na ontbinding van een handelsovereenkomst is de ‘gewone’ wettelijke rente uit hoofde van art. 6:119 BW van toepassing. Zie HR 15 januari 2016, NJ 2016, 51, ECLI:NL:HR:2016:70.

C.1.1: Berekening van schadevergoeding

De hoogte van de schadevergoeding wordt bepaald door vergelijking van twee denkbare vermogenssituaties: enerzijds de situatie die zou zijn voortgevloeid uit een in alle opzichten onberispelijke nakoming, anderzijds die welke zou resulteren uit een ontbinding zonder schadevergoeding, na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieplichten (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1036).

C.1.2: Verschillend verzuimvereiste van artikelen 6:265 en 6:74 BW

Artikel 6:277 BW vormt een aanvulling op artikel 6:74 BW. De verplichting tot schadevergoeding ontstaat pas indien voldaan is aan de vereisten van ontbinding. Eén van deze vereisten is dat de schuldenaar in verzuim verkeert. Opgemerkt moet worden dat het verzuimvereiste van artikel 6:265 BW afwijkt van artikel 6:74 BW in die zin dat voor ontbinding al sprake is van verzuim in geval van een tijdelijke onmogelijkheid. Dat roept de vraag op of de partij die bij tijdelijke onmogelijkheid van nakoming tot ontbinding overgaat en tevens schadevergoeding wenst de wederpartij in verzuim dient te brengen. Bakels (Wederkerige overeenkomsten en ontbinding wegens tekortkoming, Deventer: Kluwer 1994, nr. 53) is van oordeel dat dit niet nodig is nu de strekking van de verzuimregeling is dat de schuldenaar recht heeft op een waarschuwing van de schuldeiser, zodat de schuldenaar zijn schade zoveel als mogelijk kan beperken. Aan deze strekking wordt naar zijn mening al voldoende recht gedaan door de ontbindingsverklaring.

C.2: Schadevergoeding bij gedeeltelijke ontbinding

Bij gedeeltelijke ontbinding is artikel 6:277 BW alleen van toepassing met betrekking tot het ontbonden gedeelte. Het is niet uitgesloten dat ten aanzien van het niet ontbonden gedeelte schadevergoeding verschuldigd is, dit gedeelte wordt echter uitsluitend beheerst door de artikelen 6:74 e.v. BW. Heeft bijvoorbeeld de verkoper, nadat hij in verzuim is gekomen, een partij afgeleverd die in kwaliteit niet aan de verbintenis beantwoordt, dan kan de koper kiezen voor gedeeltelijke ontbinding met behoud van het ontvangene, voor het waardeverlies door de kwaliteitsfout kan hij schadevergoeding vorderen op grond van artikel 6:277 BW. Voor de vertragingschade zal hij zijn vordering moeten baseren op artikel 6:74 jo 6:81 BW (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1037).

C.3: Schadevergoeding bij overmacht

In beginsel ontstaat slechts een recht op schadevergoeding wanneer de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend. Alleen wanneer de schuldenaar per saldo voordeel zou hebben van de niet-nakoming, die hem niet kan worden toegerekend, is hij binnen de grenzen van de ongerechtvaardigde verrijking tot schadevergoeding verplicht op grond van artikel 6:78 BW.

C.3.1: Rekenvoorbeeld

Is bijvoorbeeld een partij zaken met een waarde van € 21.000 verkocht voor € 19.000, en gaat deze partij voor aflevering toevallig teniet, dan zal de koper in de regel slechts ontbinding zonder schadevergoeding kunnen krijgen. Heeft de verkoper wegens het tenietgaan echter een verzekeringssom van € 20.000 te vorderen, dan zou hij bij ontbinding per saldo een voordeel genieten van € 1.000 vergeleken met de situatie die uit een in alle opzichten onberispelijke nakoming zou zijn voortgevloeid. De koper lijdt schade voor een bedrag van € 2.000 (marktwaarde minus de verschuldigde koopprijs). In dat geval heeft de koper op grond van het tweede lid van artikel 6:277 BW binnen de grenzen van artikel 6:78 BW (jo 6:212 BW) recht op schadevergoeding ter hoogte van € 1.000. Bij gedeeltelijke ontbinding kan het voorgaande mutatis mutandis op dezelfde wijze worden toegepast (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1037).

C.3.2: Grenzen van artikel 6:212 BW

De schadevergoeding mag niet uitgaan boven de door de schuldeiser geleden schade, zij mag niet meer bedragen dan het door de schuldenaar genoten voordeel en vergoeding vindt slechts plaats voor zover dit redelijk is. Schadevergoeding is bijvoorbeeld onredelijk wanneer het gaat om opgedrongen verrijking (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1037 en Parl. Gesch. InvW, Boek 6, p. 1252).

C.4: Boetebeding

Of een in de overeenkomst voorkomend boetebeding ook toepasselijk is wanneer de overeenkomst wordt ontbonden, is een vraag van uitlegging, die wel als regel bevestigend zal moeten worden beantwoord. Is het laatste het geval dan zijn de artikelen 6:91-94 BW van toepassing, waarbij dan onder “schadevergoeding op grond van de wet” het recht op schadevergoeding ex artikel 6:277 BW moet worden verstaan. (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1036).

D: Jurisprudentie uitgebreid

HR 8 juli 2011, RvdW 2011, 905, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684;

artikel 6:277 strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat ook de schade die door de ontbinding wordt veroorzaakt en die bij keuze van andere rechtsmiddelen niet zou zijn geleden, voor vergoeding in aanmerking komt. Hiermee werd het in oudere vakliteratuur wel verdedigde standpunt verworpen dat ontbinding de schuldeiser slechts recht zou geven op vergoeding van schade die het gevolg was van de wanprestatie van de schuldenaar, maar niet van de ontbinding zelf. Artikel 6:277 stelt echter wat betreft de schadeplichtigheid van de tekortschietende schuldenaar geen andere of verdergaande eisen dan voortvloeien uit artikel 6:74 BW. In artikel 6:74 BW ligt dus besloten dat (ook) de schade die het gevolg is van het niet (verder) uitvoeren van de overeenkomst, daaronder begrepen het zogenoemde positief contractsbelang, vergoed moet worden door de schuldenaar wiens verzuim heeft geleid tot het niet (verder) uitvoeren van de overeenkomst.

HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2329;

artikel 6:277 BW strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat ook de schade die door de ontbinding van de overeenkomst wordt veroorzaakt en die bij keuze van andere rechtsmiddelen niet zou zijn geleden, voor vergoeding in aanmerking komt. Deze strekking noch de tekst van het artikel verzet zich ertegen dat de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, recht heeft op schadevergoeding op de grond dat haar wederpartij door die ontbinding ongerechtvaardigd is verrijkt.

HR 10 juli 2009, RvdW 2009,8471, ECLI:NL:HR:2009:BI3402;

winst uit vervangende omzet na ontbinding. Het hof heeft met zijn oordeel dat moet worden geabstraheerd van het antwoord op de daarin opgesomde vragen, die alle de na de ontbinding door TSN gerealiseerde winst uit vervangende omzet betreffen, niet bedoeld dat de op de voet van artikel 6:277 lid 1 BW door [eiseres] verschuldigde schadevergoeding abstract moet worden berekend, zoals het onderdeel klaarblijkelijk veronderstelt, maar dat die winst, als na de ontbinding aan TSN opgekomen voordeel, niet van invloed is op de omvang van de door TSN als gevolg van de ontbinding geleden schade. Voor zover de klacht mede ertoe strekt dat het hof heeft miskend dat de na de ontbinding in verhouding met derden gerealiseerde winst moet worden verdisconteerd in de vaststelling van de concreet geleden schade, en niet pas van belang is bij de beoordeling van het beroep van [eiseres] op voordeelstoerekening, faalt zij omdat het hiervoor weergegeven oordeel van het hof juist is.

HR 24 september 2004, NJ 2006, 201, ECLI:NL:HR:2004:AP7760 (Van Gemerden-Muijlaert/Moes);

de schade die de koper van een huis lijdt doordat de verkoper toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn leveringsplicht, op grond waarvan de koper de koopovereenkomst ontbindt, kan daarom en mede gelet op artikel 7:36 BW, dat in een geval als het onderhavige overeenkomstig van toepassing is, worden berekend op het verschil tussen de overeengekomen prijs en de marktprijs (vgl. HR 6 maart 1998, NJ 1998, 422, ECLI:NL:HR:1998:ZC2604. Daarbij is niet van belang welke bestemming de koper aan die zaak zou hebben gegeven.

HR 19 mei 1995, NJ 1995, 531, ECLI:NL:HR:1995:ZC1731 (Ordelmans/Lademo IV B.V.);

het Hof heeft verkoper veroordeeld tot het vergoeden van de schade die koper — in de bewoordingen van artikel 6:277 lid 1 BW, welke bepaling op dit punt ook het voor 1 januari 1992 geldende recht weergeeft — lijdt doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. Verkoper dient derhalve aan koper het zogeheten positief contractsbelang te vergoeden.

HR 27 juni 1975, NJ 1976, 159, m.nt. G.J. Scholten, ECLI:NL:HR:1975:AC5609 (Dinger/Holleman c.s.);

bij ontbinding kan in beginsel zowel vergoeding van ontbindingsschade als van wanprestatieschade worden gevorderd. De ontbinding treedt in de plaats van de rechten welke op grond van de overeenkomst geldend konden worden gemaakt, daarmee behoort de schade die wordt geleden door de ontbinding mede tot de schade waaraan de vergoeding zonder ontbinding op grond van wanprestatie had kunnen worden gevorderd.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 277.

F: Literatuurverwijzing

  • Bakels, F.B., Ontbinding van wederkerige overeenkomsten (diss. Leiden), Deventer; Kluwer 1993.
  • Bakels F.B., Ontbinding van overeenkomsten (Mon. BW nr. B58), Deventer 2011.
  • Boom, van W.H., ‘I. Artikelsgewijs commentaar op titel 1, 2, 4 en 5’, in: E.H. Hondius (red.), Verbintenissenrecht, (losbladige), Deventer: Kluwer 2015.
  • Boom van W.H., ‘Ontbinding zonder formaliteiten’, Ars Aequi 2012, p. 366 e.v.
  • Hartkamp, A.S. en C. Sieburgh, Verbintenissenrecht – Algemeen Overeenkomstenrecht (Asser/Hartkamp/Sieburgh 6-III*), Deventer: Kluwer 2014.
  • Hartlief, T. Ontbinding (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 1994.
  • Hijma, Jac., ‘Reclame of ontbinding’, in: Quod Licet (Kleijnbundel), p. 147-156. Deventer: Kluwer 1992.
  • Lindenbergh, S.D., ‘Over wat schade is…en waarom het bij de vaststelling daarvan in de praktijk zo dikwijls mis gaat’, WPNR 2010/6867, p. 901 e.v.
  • Stolp M.M., Ontbinding, schadevergoeding en nakoming – de remedies voor wanprestaties in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit (diss. Nijmegen), Deventer 2007.
  • Vries, de G.J.P., Recht op nakoming en op schadevergoeding en ontbinding wegens tekortkoming, Deventer: Tjeenk Willink 1997.
  • Zeben, C.J. van, J.W. Du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981.