Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 230 (Huurrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 07-08-2017 door mr. F.C. Borst

Artikel 230 Tekst van de hele regeling

Indien na afloop van een huurovereenkomst de huurder met goedvinden van de verhuurder het gebruik van het gehuurde behoudt, wordt daardoor, tenzij van een andere bedoeling blijkt, de overeenkomst, ongeacht de tijd waarvoor zij was aangegaan, voor onbepaalde tijd verlengd.

A: Inleiding

Dit artikel regelt de in de praktijk vaak voorkomende situatie waarin een huurovereenkomst is geëindigd, maar partijen deze stilzwijgend hebben voortgezet. Het artikel vestigt een wettelijk (weerlegbaar) bewijs vermoeden voor de situatie waarin een huurovereenkomst is geëindigd, maar de huurder het gehuurde met goedvinden van de verhuurder is blijven gebruiken. Is hiervan sprake, dan wordt de huurovereenkomst geacht voor onbepaalde tijd te zijn verlengd, tenzij van een andere bedoeling blijkt. Het artikel is van toepassing op zowel mondeling als schriftelijk aangegane overeenkomsten. Het artikel geldt als sprake is van een nadien voortgezette huurovereenkomst die was geëindigd door ommekomst van een bepaalde tijd maar ook in de situatie waarin een huurovereenkomst wordt voortgezet die was geëindigd door opzegging of door ontbinding. Het artikel is van regelend recht, zij het dat van dit artikel niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken voor zover het gaat om verhuur van woonruimte. Indien het gaat om verhuur van 290-bedrijfsruimte voor een periode van twee jaar of korter, na ommekomst waarvan de huur stilzwijgend wordt voortgezet, dan geldt de regeling zoals neergelegd in artikel 7:301 lid 2 (of lid 3) BW.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling…