Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 610b (Arbeidsrechtartikelsgewijs)


Commentaar is bijgewerkt tot 20-09-2017 door mr. M.W. Koole

Artikel 610b Tekst van de hele regeling

Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

C: Kernproblematiek

C.1: Achtergrond

Met de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid is naast artikel 7:610a dit artikel in het BW opgenomen. Het beoogt de werknemer “houvast te bieden in situaties waarin de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is overeengekomen, alsmede in situaties waarin de feitelijke omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevindt dan de oorspronkelijk overeengekomen arbeidsduur”, aldus de parlementaire geschiedenis.1

Met name de positie van de oproepkracht is als gevolg hiervan – zoals ook uitdrukkelijk door de wetgever werd beoogd – versterkt. Naast de hoogte van het salaris heeft de omvang van de arbeidsduur immers ook directe invloed op doorbetaling van een bepaalde hoeveelheid loon bij ziekte en opbouw van bijvoorbeeld vakantiegeld en vakantiedagen.

Het wettelijke rechtsvermoeden kan door de werkgever worden weerlegd door het leveren van tegenbewijs. Net als in artikel 7:610a BW ligt het bewijsrisico echter nadrukkelijk bij de werkgever. Slaagt hij niet in dat bewijs, dan staat de omvang van de arbeidsduur (juridisch althans) vast.

C.2: Referteperiode en beroep op rechtsvermoeden

De referteperiode van drie maanden lijkt niet heilig…