Indien een arbeidsomvang van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd, dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de werknemer voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 628a (Arbeidsrechtartikelsgewijs)
Commentaar is bijgewerkt tot 20-09-2017 door mr. E.K.W. van Kampen
Artikel 628a Tekst van de hele regeling
Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
A: Inleiding
Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Strekking
Art. 7:628a lid 1 BW voorziet voor een oproepkracht in een gegarandeerde aanspraak op drie uur loon voor iedere periode waarin deze minder dan drie uur arbeid heeft verricht. De wetgever beoogt met deze bepaling te bewerkstelligen dat de werkgever de arbeid zo organiseert dat diensten of perioden van minder dan drie uur waarin arbeid moet worden verricht, waarbij tevens onduidelijkheid bestaat over de tijdstippen of over de arbeidsduur, zo min mogelijk voorkomen.1 De aanspraak op loon kan worden beschouwd als een compensatie voor de onzekerheid in bijvoorbeeld oproeprelaties over de omvang van de arbeid en de daaruit voortvloeiende inkomsten of over de tijden waarop deze arbeid moet worden verricht. Deze aanspraak legt voorts druk op partijen om tot duidelijke afspraken te komen.
C.2: Toepasselijkheid
Art. 7:…