Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 640a (Arbeidsrechtartikelsgewijs)


Commentaar is bijgewerkt tot 27-09-2017 door mr. drs. J.R. Vos

Artikel 640a Tekst van de hele regeling

De aanspraak op het minimum, bedoeld in artikel 634, vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Bij schriftelijke overeenkomst kan ten gunste van de werknemer worden afgeweken van de termijn van zes maanden, bedoeld in de eerste zin.

A: Inleiding

Art. 7:640a BW is sinds 1 januari 2012 van kracht. Het artikel introduceert een vervaltermijn voor wettelijke vakantieaanspraken. Het werd geïntroduceerd nadat in het Schultz-Hoff-arrest1 bleek dat het Hof van Justitie een vervaltermijn toestaat, mits de werknemer redelijkerwijs maar in staat is geweest tot het opnemen van deze vakantie.

1
HvJ EG 20 januari 2009, «JAR» 2009/58.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

C: Kernproblematiek

C.1: Vervaltermijn

De minimumaanspraak vervalt zes maanden na het kalenderjaar, waarin de werknemer deze aanspraak heeft verworven. Deze vervalt echter niet als de werknemer redelijkerwijs niet in de gelegenheid is geweest deze op te nemen. Bij schriftelijke overeenkomst kunnen partijen van de termijn van zes maanden ten gunste van de werknemer afwijken. Het bedingen van een kortere termijn is niet toegestaan.

Met de vervaltermijn wordt beoogd vakantieopname door de werknemer te stimuleren.2 Anders dan een verjaringstermijn kan de vervaltermijn niet worden gestuit. De verjaring van bovenwettelijke vakantiedagen kan dus worden gestuit, het verval van…