Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 642 (Arbeidsrechtartikelsgewijs)
Commentaar is bijgewerkt tot 27-09-2017 door mr. drs. J.R. Vos
Artikel 642 Tekst van de hele regeling
Onverminderd artikel 640a verjaart een rechtsvordering tot toekenning van vakantie door verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
A: Inleiding
Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Verjaringstermijn
De rechtsvordering tot toekenning van bovenwettelijke vakantieaanspraken (alsmede de wettelijke aanspraken die de werknemer redelijkerwijs niet kon opnemen (art. 7:640a BW)) verjaart vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de werknemer deze betreffende aanspraken heeft verworven. De verjaringstermijn betreft de vordering tot toekenning van de vakantie. Het aan de vakantiedag verbonden recht op loon verjaart conform art. 3:307 BW. De verjaringstermijn kan worden gestuit (art. 3:316-318 BW). Die stuitingsmededeling moet voldoende duidelijk zijn.1 De werknemer neemt als eerste de dag op, die het eerst voor verval of verjaring in aanmerking komt.2 ‘Oude’ aanspraken zullen dan ook niet snel verjaren.
C.2: Anti-oppotbedingen
Een zogenoemd anti-oppotbeding, met als strekking dat niet-opgenomen vakantiedagen aan het eind van het kalenderjaar vervallen, is volgens de heersende leer niet rechtsgeldig. Art. 7:642 jo. 645 BW zou zich hiertegen verzetten, omdat een dergelijke regeling ten nadele van de werknemer zou zijn, die op grond van art. 7:645 BW niet zou zijn toegestaan.3 Ook…