Naar de inhoud

Commentaar op Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) art. 21 (Arbeidsrechtartikelsgewijs)


Commentaar is bijgewerkt tot 13-07-2017 door mr. dr. E.J.A. Franssen

Artikel 21 Tekst van de hele regeling

1.

De werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

  1. voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of

  2. in een andere lidstaat:

    1. i)

      voor het gerecht van de plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar of van waaruit hij gewoonlijk heeft gewerkt, of

    2. ii)

      wanneer de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt of heeft gewerkt, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.

2.

Een werkgever die geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat kan in overeenstemming met lid 1, onder b), worden opgeroepen voor het gerecht van een lidstaat.

A: Inleiding

Artikel 21 EEX-Vo bepaalt voor welke gerechten de werkgever opgeroepen dient te worden. Dat kan voor het gerecht van de lidstaat waar hij woonplaats heeft of voor het gerecht van de lidstaat waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt dan wel de plaats waar of van waaruit hij laatstelijk gewoonlijk heeft gewerkt. Het moet dus wel steeds gaan om de rechter in een lidstaat.1 Als niet is vast te stellen waar de werknemer (laatstelijk) gewoonlijk werkt(e), kan de werkgever ook worden opgeroepen voor het gerecht van de lidstaat waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.

1
HvJ EG 15 februari 1989, NJ 1990/698.

B…