In afwijking van het bepaalde in artikel 279, eerste lid, kan een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven indien er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken en er, wanneer het een verzoek van een der echtgenoten betreft, niet tijdig verweer is gevoerd.
Commentaar op Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 818 (Burgerlijkprocesrecht), (Jeugdrecht) en (Relatierecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 07-06-2017 door mr. dr. J.C.E. Ackermans-Wijn
Artikel 818 Tekst van de hele regeling
De rechter kan de echtgenoten naar een mediator verwijzen met als doel om de echtgenoten in onderling overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te laten komen indien het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting daartoe aanleiding geeft.
Op een eensluidend mondeling of schriftelijk verzoek van de echtgenoten wordt de behandeling niet aangevangen of voortgezet voor het verstrijken van een door hen aangeduide termijn, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding.
Indien tijdig een verweerschrift is ingediend dat een zelfstandig verzoek bevat, vangt de behandeling niet aan voordat tegen dit verzoek een verweerschrift is ingediend dan wel de daarvoor geldende termijn ongebruikt is verstreken.
De behandeling geschiedt, indien mogelijk, in één zitting.
De artikelen 802 en 803 zijn van overeenkomstige toepassing.
A: Inleiding
Wijzigingen voortvloeiend uit KEI ten aanzien van de artikeltekst:
In lid 1 wordt 'artikel 279, eerste lid' vervangen door 'artikel 30j' en wordt de zinsnede 'een behandeling ter terechtzitting' vervangen door 'een mondelinge behandeling'.
In lid 2 wordt de zinsnede 'het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting' vervangen door ' de procesinleiding of de mondelinge behandeling'.
In lid 3 wordt de zinsnede 'dee behandeling' vervangen door ' de mondelinge behandeling'.
In lid 4 wordt de zinsnede 'een zelfstandig verzoek' vervangen door ' een tegen-verzoek' en 'de behandeling' door ' de mondelinge behandeling'.
In lid 5 wordt de zinsnede 'De behandeling' vervangen door 'De mondelinge behandeling'.
Op grond van de algemene regeling in verzoekschriftprocedures, artikel 279 lid 1 Rv, bepaalt de rechter, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur voor de mondelinge behandeling.
Artikel 818 Rv behandelt allereerst de situaties in de scheidingsprocedure waarin van dit algemene uitgangspunt afgeweken kan worden.
Verder regelt dit artikel de mogelijkheid voor het verkrijgen van uitstel van de mondelinge behandeling en geeft het de rechter de mogelijkheid om partijen voordat de mondelinge behandeling een aanvang heeft genomen of tijdens de mondelinge behandeling naar mediation te verwijzen.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de procedure tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap (artikel 828 Rv).
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 818.
C: Kernproblematiek
C.1: Geen mondelinge behandeling
C.1.1: Algemeen
Artikel 279 lid 1 behelst de algemene regeling omtrent de vraag of er wel of niet een mondelinge behandeling moet plaatsvinden. De rechter kan zich aanstonds, zonder mondelinge behandeling, onbevoegd verklaren. Uit de wetsgeschiedenis (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv., p. 440 en 444) blijkt dat het hier alleen de internationale onbevoegdheid, dus rechtsmacht, betreft, waarbij tevens vereist is dat het gaat om een zaak die niet ter vrije beschikking van partijen staat. De relatieve onbevoegdheid valt hier niet onder.
De rechter kan een verzoek aanstonds zonder mondelinge behandeling toewijzen als het om een zeer eenvoudig verzoek gaat waarbij geen wederpartij/belanghebbende een rol speelt (bijvoorbeeld een verzoek tot voornaamswijziging) of bijvoorbeeld een verzoek tot het leggen van beslag. Zie ook artikel 800 Rv.
Voor aanstonds afwijzen of aanstonds niet-ontvankelijk verklaren lijkt gezien de tekst van de wet geen plaats. Uitzondering hierop vormt artikel 281 Rv waarin het verzuim om advocaat te stellen in een verzoekschrift wordt geregeld. Heeft verzoeker ondanks dat hij daartoe de gelegenheid heeft gekregen, dit verzuim niet hersteld, dan wordt hij in zijn verzoek, zonder mondelinge behandeling, niet ontvankelijk verklaard.
Partijen kunnen ook afzien van het recht op een mondelinge behandeling, maar dat laat onverlet dat de rechter altijd een mondelinge behandeling kan gelasten.
C.1.2: Scheidingszaken
Uitgangspunt is dus dat de rechter een mondeling behandeling gelast. Daar bestaan uitzonderingen op in de scheidingsprocedure zoals bepaald in artikel 818 Rv. Ook in zaken van levensonderhoud kan een mondelinge behandeling achterwege blijven indien er geen (tijdig) verweerschrift wordt ingediend, aldus artikel 801 Rv.
Partijen kunnen afstand doen van een mondelinge behandeling, zie ook daarover artikel 7.1 Procesreglement scheiding. Overigens bestaat er geen recht voor partijen op geen mondelinge behandeling. De rechter kan op grond van artikel 22 Rv altijd besluiten dat er wel een mondelinge behandeling plaatsvindt.
Op grond van artikel 818 lid 1 Rv hoeft geen mondelinge behandeling plaats te vinden als er niet tijdig (of geen) verweer is gevoerd en er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 Rv in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken. In de praktijk voeren de rechtbanken deze bepaling veelal zo uit dat als er wel kinderen zijn die gehoord moeten worden, deze eerst in de gelegenheid worden gesteld hun mening kenbaar te maken en desgewenst gehoord worden en dat men dan vervolgens, als er geen bijzonderheden zijn die tot een zitting nopen, de zaak op de stukken afdoet. Zie hierover ook de opmerkingen onder C.1.2.1. en C.1.2.2. Een vergelijkbare bepaling vindt men in artikel 801 Rv, ook in zaken van levensonderhoud kan een behandeling ter zitting achterwege blijven.
Alle in het verzoekschrift en het verweerschrift aangedragen onderwerpen dienen zo mogelijk in één zitting te worden behandeld (artikel 818 lid 4 Rv). De wetgever draagt partijen en de rechter op hiernaar te streven. Dit betekent dat het verzoekschrift en het verweerschrift zo compleet mogelijk moeten zijn en ook alle bescheiden die van belang zijn voor de te nemen beslissingen uiterlijk tien dagen voor de datum waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden, voorhanden zijn (artikel 7.3 Procesreglement scheiding). Op grond van artikel 9.41 Procesreglement scheiding moeten sedert 2013 ook de nevenvoorzieningen inzake verdeling en verrekening, vergezeld van het formulier Verdelen en Verrekenen (beschikbaar via het Digitaal loket rechtspraak), gelijktijdig met de mondelinge behandeling van de echtscheiding en de eventuele overige nevenverzoeken op één zitting worden behandeld.
In de praktijk blijkt dat niet altijd alles besproken en behandeld kan worden op één geconcentreerde zitting. Dit blijkt ook uit het Procesreglement scheiding. Op grond van artikel 7.5 Procesreglement scheiding bestaat de mogelijkheid om na de mondelinge behandeling nog stukken in te brengen.
Ook inzake nevenvoorzieningen met betrekking tot de kinderen of partneralimentatie kan de eindbeschikking worden aangehouden, omdat er bijvoorbeeld een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming afgewacht moet worden of omdat de alimentatie nog niet definitief vastgesteld kan worden. Het gaat hier soms om tussenbeschikkingen, soms gedeeltelijke eindbeschikkingen (deelbeschikkingen).
Dit betekent dat in veel gevallen eerst de beschikking gegeven wordt waarin de echtscheiding (met eventuele nevenvoorzieningen waarover wel snel beslist kan worden) wordt uitgesproken en de zaak voor het overige wordt aangehouden en later wordt beslist.
C.1.2.1: Gemeenschappelijk verzoek
Gaat het om een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding zonder minderjarige kinderen, dan kan de mondelinge behandeling achterwege gelaten worden.
Gaat het om een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding waar wel sprake is van minderjarige kinderen die ingevolge artikel 809 Rv in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken, dan dient mijns inziens, strikt naar de letter van de wet in artikel 818 lid 1 Rv genomen, een mondelinge behandeling plaats te vinden. In de praktijk komt het er echter op neer dat als de kinderen ofwel hun mening schriftelijk ofwel ter gelegenheid van een kinderverhoor hebben weergegeven en de mening van de kinderen geen aanleiding geeft de verzoekende echtgenoten daar verder over te horen, de mondelinge behandeling eveneens achterwege blijft.
Daarbij dient de rechter wel te toetsen of aan de vereisten voor het conform artikel 815 Rv over te leggen ouderschapsplan is voldaan. Mochten daaruit vragen voortvloeien, dan kan de rechter altijd nog een mondelinge behandeling gelasten.
C.1.2.2: Eenzijdig verzoek
Gaat het om een eenzijdig verzoek tot echtscheiding waarin geen of te laat verweer is gevoerd zonder minderjarige kinderen, dan kan een mondelinge behandeling achterwege blijven. Ditzelfde geldt als er sprake is van een referte (zie artikel 5.5 Procesreglement scheiding).
Gaat het om een eenzijdig verzoek tot echtscheiding waarin geen of te laat verweer is gevoerd en waar wel sprake is van minderjarige kinderen die ingevolge artikel 809 Rv in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken, dan dient ook hier strikt naar de letter van de wet in artikel 818 lid 1 Rv genomen een mondelinge behandeling te volgen. Ook hier komt het er in de praktijk op neer (zie daarvoor ook artikel 5.5 en artikel 5.3 Procesreglement scheiding) dat als de kinderen ofwel hun mening schriftelijk ofwel ter gelegenheid van een kinderverhoor hebben weergegeven en de mening van de kinderen geen aanleiding geeft de verzoekende echtgenoot daar verder over te horen, de mondelinge behandeling achterwege blijft. Ook hier zal de rechter moeten toetsen of aan de vereisten van artikel 815 Rv omtrent het over te leggen ouderschapsplan dan wel omtrent het ontbreken daarvan is voldaan. Mochten daar vragen uit voortvloeien, dan kan de rechter altijd nog een mondelinge behandeling gelasten.
C.1.2.3: Geacht worden geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling
In het geval dat bij de indiening van het verzoekschrift niet op tijd de vereiste bescheiden zijn overgelegd zonder dat er schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt ervan uitgegaan dat verzoeker geen prijs stelt op een mondelinge behandeling en wordt verzoeker zonder mondelinge behandeling niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek (artikel 2.3 Procesreglement scheiding). Overigens lijkt de gang van zaken om zonder mondelinge behandeling verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in strijd met HR 14 januari 2005, NJ 2005, 481, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid alleen uitgesproken kan worden als daartoe een wettelijke basis bestaat of de goede procesorde zodanig is geschonden dat een dergelijke beslissing gerechtvaardigd is. Zie ook Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 815 Rv onder C.3.
C.1.3: Aanhouding van de mondelinge behandeling op verzoek van partij(en)
De datum van de mondelinge behandeling wordt vastgesteld door de rechter (art. 279 lid 1 Rv). Is er geen nadere informatie nodig dan is de oproepingstermijn vier tot zes weken. Is wel nadere informatie nodig dan is de oproepingstermijn zes tot acht weken. (artikel 7.2 Procesreglement scheiding).Artikel 7.3 Procesreglement scheidingbepaalt dat, indien de mondelinge behandeling wordt vastgesteld zonder vooraf aan partijen verhinderdata op te vragen, binnen tien dagen na verzending van de oproep voor de mondelinge behandeling partijen ieder afzonderlijk of gezamenlijk uitstel kunnen vragen van de eerste mondeling behandeling. Daarbuiten geldt artikel 7.4 van het Procesreglement scheiding: verzoeken om uitstel van de mondelinge behandeling die ná de in artikel 7.3 genoemde tien dagen termijn zijn ingediend of indien de zitting met inachtneming van de verhinderdata van partijen is gepland, kunnen als de wederpartij bezwaar maakt slechts worden toegewezen als degene die uitstel vraagt schriftelijk klemmende redenen aanvoert.Wanneer de wederpartij instemt met het uitstelverzoek, wordt het verleend mits het verzoek behoorlijk wordt gemotiveerd tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding (zie ook artikel 20 lid 1 Rv). Deze onredelijke vertraging doet zich voor als sinds het verzoek inmiddels een jaar verlopen is. Dit verzoek om aanhouding is volgens de wet (artikel 818 lid 3 Rv) niet aan een termijn gebonden, maar op grond van artikel 7.4 Procesreglement scheiding dient dit verzoek niet later dan vijf dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling te worden gedaan.
Aanhouding van de mondelinge behandeling naar aanleiding van een zelfstandig verzoek bij verweerschrift
Op grond van artikel 282 lid 4 Rv mag het verweerschrift een zelfstandig verzoek (tegenverzoek) bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. In de echtscheidingsprocedure is in ieder geval het verzoek tot echtscheiding te beschouwen als een zelfstandig verzoek. Daarnaast kan men nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 Rv beschouwen als tegenverzoeken in de zin van artikel 282 lid 4 Rv
Het bijzondere aan de kwalificatie nevenvoorziening is dat deze voorzieningen in tegenstelling tot de gewone zelfstandige verzoeken, wel later dan in het verweerschrift mogen worden gedaan. Zelfs mogen deze nog voor het eerst in appel worden gedaan (HR 7 april 2000, NJ 2000, 377 en HR 23 februari 2001, NJ 2001, 237). Het verzoek tot echtscheiding is echter een zelfstandig verzoek en geen nevenvoorziening, zodat dit verzoek alleen bij verweerschrift gedaan kan worden en niet later. Indien verweerder bij verweerschrift geen zelfstandig verzoek tot echtscheiding doet en de verzoekende echtgenoot trekt nadat het verweerschrift is ingediend het verzoek tot echtscheiding in, dan ontvalt de bodem aan eventueel verzochte nevenvoorzieningen en kan de echtscheidingsprocedure zelf ook geen voortgang meer vinden. Dit laatste kan weer gevolgen hebben voor een daarna opnieuw in Nederland gestarte echtscheidingsprocedure, als inmiddels in het buitenland een echtscheidingsprocedure gestart is waarvan de uitspraak in Nederland voor erkenning in aanmerking komt. De Nederlandse rechter zal de zaak aanhouden in afwachting van de uitspraak van de buitenlandse rechter en zich uiteindelijk in de meeste gevallen onbevoegd verklaren. Zie HR 8 september 2000, NJ 2000, 641. Zie ook Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 827 Rv. Ook heeft de intrekking gevolgen voor eventueel getroffen voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheiding, die vervallen dan ook. Zie Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht bij artikel 826 lid 2 Rv. Derhalve doet verweerder er verstandig aan om zelf ook de echtscheiding te verzoeken.
In aanvulling op de algemene regeling van de verzoekschriftprocedure (artikel 282 lid 4 Rv), waarin de rechter de gelegenheid kan geven om tegen dit tegenverzoek een verweerschrift in te dienen, bepaalt artikel 818 lid 4 Rv expliciet dat de rechter daarvoor de gelegenheid moet geven. De oorspronkelijke verzoeker wordt derhalve in de gelegenheid gesteld om binnen een door de rechter te bepalen termijn een verweerschrift in te dienen tegen het zelfstandig verzoek en pas daarna wordt een mondelinge behandeling bepaald.
C.2: Verwijzing naar Mediation
Nu er ten gevolge van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding een zware verplichting op ouders rust om een ouderschapsplan op te maken, is de mogelijkheid die de rechter heeft om partijen naar een mediator te verwijzen in de wet opgenomen. Het gaat hier om mediators die geregistreerd staan op een lijst bij de Raad voor de Rechtsbijstand en aan bepaalde eisen en kwaliteiten dienen te voldoen. Deze verwijzing kan ofwel voorafgaand aan de mondelinge behandeling of tijdens de mondelinge behandeling plaatsvinden. Het is aan de rechter overgelaten in welke zaken hij dit aanbod tot mediation doet en partijen zijn niet verplicht op dit aanbod in te gaan. Bovendien kunnen zij op ieder moment de aangevangen mediation beëindigen (zie HR 20 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU3724). De kosten van mediation komen voor partijen, maar indien men in aanmerking komt voor een toevoeging betaalt men voor mediation slechts een beperkte eigen bijdrage.
C.3: Overeenkomstige toepassing
Artikel 802 en 803 Rv zijn van overeenkomstige toepassing in scheidingsprocedures. In scheidingszaken vindt de behandeling plaats achter gesloten deuren en kan de rechter de echtgenoten of minderjarige kinderen horen op andere plaatsen dan in het gerechtsgebouw als zij niet in staat zijn zich naar het gerechtsgebouw te begeven.
Artikel 818 is niet van overeenkomstige toepassing verklaard in appel.
De termijn voor het indienen van een verweerschrift is geregeld in artikel 361 lid 3 Rv (uitgewerkt in artikel 1.3.2 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven) en bedraagt zes weken. Ten aanzien van de mogelijkheid van uitstel van de mondelinge behandeling geeft artikel 1.4.8 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven een eigen regeling.
Ook de verwijzing naar de mediator is niet van overeenkomstige toepassing in hoger beroep. Feitelijk wordt echter ook in hoger beroep de mogelijkheid van en verwijzing naar mediation besproken (artikel 1.4.1 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven ).
Zie voor het zelfstandig verzoek dat voor de eerste keer in appel wordt gedaan artikel 362 Rv en Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 362 Rv.
D: Jurisprudentie uitgebreid
Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 818.
F: Literatuurverwijzing
Bij dit artikel is nog geen belangrijke literatuur aanwezig.